Schoonmaaktijd.
De schoonmaaktijd is de schrik van de huishoudens. Wanneer Paschen of Pinksteren op handen is, beginnen er zich verschijnselen voor te doen, waaruit een scherpzinnig huisvader kan opmaken, dat hij het vreedzaam bezit van zijn kamer of huis voor een tijd lang aan boender of raagbol zal moeten afstaan. Er worden mannen gezien, in het wit gekleed, die in de maatschappij den naam dragen van stukadoors; mevrouw - met het oog op onze gravure mogen wij wel mevrouw zeggen - verleent buitengewone audientie's aan de keukenmeid, die op haar beurt samenkomsten heeft met werkvrouwen, tot dat op een morgen de steigers aankomen, de bovengenoemde stukadoors het huis binnendringen, werkvrouwen en huisknechts aan 't afbreken gaan, in één woord, dat de verwoesting en overstrooming een aanvang nemen. Menschen die het betalen kunnen, slaan gedurende dezen tijd hunne woning elders op, of doen een buitenlandsch reisje; minder bedeelde en bevoorrechte lieden schikken zich zoo goed en kwaad mogelijk in hun lot: de man zoekt zijn toevlucht op de straat of in zijne bezigheden, terwijl de vrouw des huizes het treurspel mede helpt opvoeren, knechts en meiden narijdt en als een gerokte aanvoerder de commando's uitdeelt. Onze gravure geeft ons eene aanschouwelijke voorstelling van dezen vreeselijken tijd. De meid en de knecht des huizes zijn bezig de groote kamer in orde te brengen. Men heeft het echter zoo druk niet, of er is nog wel een buurpraatje te houden. Zij schijnen op het oogenblik geen overval of bespieding te duchten en kunnen eens op hun gemak luierikken.