bleef een trillend lijk achter. Door die ijselijke wegwijzers was de weg afgeteekend.’
Komt men nader bij de zee, dan wordt men wat toegevender; zij die nog kunnen gaan, moeten, onder de brandende zon, diegenen dragen welke niet meer voort kunnen. Allen hebben honger en dorst, zijn afgebeuld van vermoeienis, mager en uitgeteerd, 't Zijn spoken voorwaar! En komt men eindelijk ter bestemde plaats, dan worden de ongelukkigen in akelige, zwarte booten met vuile en stinkende holen, gepakt en weggevoerd.
Is het niet wraakroepend, dat een dergelijke handel nog op de wereld bestaat? En moeten wij het ontwerp van den koning der Belgen niet toejuichen, die dezen kanker van de aarde wil doen verdwijnen? Livingstone bekent, dat hetgeen hij van den slavenhandel gezien heeft, hem zóó diep schokte, dat hij 's nachts in zijnen slaap opschrikte.
Uit Nyassa, met Quiloa tot basis van operatie, komen jaarlijks 19.000 slaven; van de beide zijden van de Tanganyka komen er minstens evenveel, zoodat er jaarlijks 40.000 Negers van de oostelijke kust worden weggevoerd. Wanneer men echter den slavenhandel over geheel Afrika nagaat, wanneer men er bij rekent diegenen welke vermoord worden, omkomen in den brand der dorpen, op weg sterven en in de booten, dan, zegt de overste der katholieke missiën, mag men het jaarlijksche verlies van menschenlevens in Afrika op een millioen rekenen.
Ziedaar een rijk, een schoon land, beroemd door een krachtig, vernuftig en in den grond goed ras - en beiden zijn ten prooi aan de schandelijkste mishandeling en exploitatie. Die slavenkoopers moorden en plunderen ongestraft en plassen door het menschenbloed, om eenig goud te winnen
Een der beste middelen, om den armen Neger tegen zooveel onmenschelijkheid te beschermen, is hem geweer en wapens te geven, opdat hij zich kunne verdedigen; men moet hem tevens overtuigen, dat hij in den blanke en in de opgerichte stations, bescherming zal vinden, opdat hij deze niet beschouwe als nieuwe en door hem gevloekte seribah.
Het boek l'Afrique heeft in het kort de geheele geschiedenis van Afrika duidelijk verstaanbaar saam gevat, en zal het ondernomen werk aanzienlijk bevoordeelen.
Welk zal nu de rol zijn, die de op te richten stations zullen te vervullen hebben? Niet om de expeditiën te regelen, maar om deze te vergemakkelijken, en haar des te zekerder een goeden uitslag te bezorgen. De ondervinding heeft geleerd, dat hoe minder talrijk de expeditiën waren, hoe beter zij tot een goed resultaat geleid hebben.
De stations gaan de expeditiën niet vooruit, zij volgen ze op. De reiziger wijkt op deze terug, gaat van deze uit, vindt daar hulp, bijstand en datgene wat hem ontbreekt; ze moeten worden wat vele onzer abdijen en succursalen voor vele eeuwen waren: toevluchtsoorden voor den eenzamen reiziger.
Die schuilplaatsen zullen niet militairlijk bezet en door geen talrijk personeel bewoond worden. Vredelievend zullen zij den Neger beschermen, en dezen ondersteunen in zijnen strijd tegen de slavenhalers, op wier weg de stations vooral zullen gebouwd worden. De godsdienstige missiën kunnen zich rond die stations groepeeren, daar kerken en scholen oprichten voor welken godsdienst dit ook wezen moge. Zal dit echter geen gevaar opleveren? Welk vertrouwen kan het Kristendom den Neger inboezemen, als hij ziet dat de leeraars, die zich voor hem aanbieden, het niet eens zijn in hun geloof?
In die opmerking ligt eenige waarheid; doch de katholiek vreest den strijd niet, en hij is verzekerd dat hem de zege blijven zal. Ook ondersteunt de belgische katholiek het werk op eene krachtvolle wijze, en meer dan een missionnaris is, zoo noodig, gereed om morgen zijn reiszak op te nemen en den tocht aan te vangen!
Antwerpen.
een lid van een der comités.