mand de eerste proeven van dien heldenmoed af, waarvan hij later nog zulke talrijke blijken zou geven.
Nu volgde er een tijdvak van ruim zes jaren van een betrekkelijke rust, waarvan vele zouaven gebruik maakten om met verlof naar hun vaderland terug te keeren. Lallemand wilde echter op zijn post blijven; hij wist dat de revolutie geen oogenblik stil zat, dat het verraad bleef loeren en daarom week hij, als een trouwe wachter, geen oogenblik van zijn eerepost bij den troon van den Paus-koning.
Het was in 1867. Opnieuw begon de revolutie zich met kracht te verheffen; talrijke benden Garibaldisten overstroomden het reeds zoozeer ingekrompen erfdeel van Petrus. ‘Rome of de dood!’ klonk het uit den mond eener opgeruide menigte, maar de kloeke zouaven waren daar, om de kunstmatige geestdrift der revolutionaire benden in te toomen. Tegenover de opgezweepte opgewondenheid stelden de zouaven hun onwankelbaren moed, hunne onwankelbare standvastigheid. ‘Rome of de dood!’ schreeuwden de revolutionaire aanvoerders, toen zij wederrechtelijk en als roovers het pauselijk grondgebied binnendrongen, maar noch het een noch het ander zouden zij er vinden - slechts schande en smaad zouden hun deel zijn, en een overhaaste en onteerende vlucht zou van hunne lafheid blijk geven.
Lallemand, thans tot luitenant, later tot kapitein benoemd, was in elk gevecht de eerste. Met 55 man verdreef hij den vijand, die ongeveer 1000 koppen sterk was, uit het stedeke Orte, terwijl hij later (24 october 1867) Viterbo, ‘twelk door de Garibaldisten belegerd en bestormd werd, door een heldhaftige verdediging redde.
In den slag bij Mentana oogstte hij nieuwe lauweren. 't Was avond geworden; met een handvol dapperen doet hij in den rug van den vijand een stouten aanval en weet zich, dwars door hunne gelederen heen, met het gros van het pauselijk leger te vereenigen.
De ridderorde van den Paus en de koninklijke militaire orde van Frans I van Napels beloonden hem voor zijn dapperheid en manmoedig gedrag.
Na den slag van Mentana verlieten de Garibaldisten, ontmoedigd en verwonnen, het pauselijk grondgebied. Pius IX en zijn dappere verdedigers zouden drie jaar verademing hebben: het vaticaansch concilie was mogelijk gemaakt.
Onze lezers kennen de gebeurtenissen van het veel bewogen jaar 1870: Napoleon's oorlogsverklaring aan Pruisen en de vreeselijke neerlagen door de zoo onzacht uit hun droom van militairen roem en grootheid wakker geschudde Franschen in dien grooten worstelstrijd geleden. Zij weten tevens, dat Napoleon zijne troepen uit Rome terugtrok en het piëmonteesche gouvernement, tegen alle gezworen verdragen in, zijn soldaten tegen Rome deed oprukken. Even trouweloos als onbeschaamd deden de italiaansche generaals hunne batterijen op de wallen der Eeuwige Stad spelen en drongen zij (2 december 1870) door de bres der Porta Pia Rome binnen.
Reeds bevonden de Piëmonteezen zich binnen de muren der vesting, en nog altijd hield kapitein Lallemand met zijne kompagnie stand. Een italiaansch regiment nadert zijne kleine bende. Verontwaardigd roept de moedige zouavenkapitein zijne manschappen toe: ‘Zoodra ik een teeken met mijn degen geef, geef dan vuur!’ en op hetzelfde oogenblik treedt hij alleen en met opgeheven blik den vijand te gemoet; hij is bereid zich met de Romeinen te laten dood schieten, wanneer het wezen moet. Voor het front van het vijandelijk regiment gekomen, geeft hij te kennen dat hij met geweld den doortocht zal betwisten, en 't zij uit vrees, 't zij uit achting voor de onverschrokken houding van kapitein Lallemand, geeft de kolonel zijnen troepen inderdaad bevel op hunne schreden terug te keeren. Zoo bezorgde zelfs de inneming van Rome nog eene overwinning aan den kloeken hoofdman der zouaven.
In het begin van 1871 treffen wij Lallemand weêr in Frankrijk aan: hij kon den Paus niet meer verdedigen, maar Frankrijk, zijn vaderland, voerde nog altijd een wanhopigen strijd tegen het overmachtige Duitschland. Op het voetspoor van luitenautkolonel De Charette had hij zich naar Frankrijk gespoed, om zijn arm aan de verdediging des vaderlands te wijden. Ook daar toonde Lallemand zich wat hij in Italië steeds geweest was: onstuimig en roekeloos waar het zijn eigen leven gold, maar spaarzaam met het leven zijner soldaten; de eerste bij den aanval, de laatste bij den terugtocht. Als b[a]taljons-kommandant van het nieuwgevormde zouavenkorps heeft hij in dien overigens zoo rampspoedigen oorlog menig schitterend wapenfeit volbracht. Wij willen een enkel voorbeeld vap zijn moed en zijne koelbloedigheid aanhalen. Na aan de bestorming van den bergrug van Aurours op den 11 januari deelgenomen te hebben - een schitterend wapenfeit van de fransche soldaten en een hunner zeldzame overwinningen in dien oorlog - werd Lallemand, van weinige manschappen vergezeld, des avonds op verkenning uitgezonden. Op het onverwachts stiet hij op een regiment Pruisen; door de duisternis misleid meende hij dat het Franschen waren en riep hun het qui vive toe. Men antwoordt eveneens in het Fransch en Lallemand naderde zonder achterdocht. In de nabijheid der Pruisen gekomen, roept men hem toe zich over te geven, en op het vastberaden jamais van den kommandant volgt eene losbranding der geweren. Lallemand blijft ongedeerd, en met een woord van spot op de lippen geeft hij, met een zeldzame tegenwoordigheid van geest, zijn hand vol volks met luider stem bevel den vijand aan te vallen, als beschikte hij over een aanzienlijke macht. De vijand, in den waan gebracht dat de Franschen in grooten getalle tegen hem over stonden, trok zich uit den strijd terug en liet het veld aan den kloeken Lallemand en zijne zouaven.
De ridderorde van het Legioen van Eer was het loon voor zijne dapperheid en onversaagdheid, in den franschduitschen oorlog betoond.
Den 14en november 1876 kwam de moedige krijgsman te Parijs op eene noodlottige wijze om het leven. Hij, die in den dichtsten kogelregen was gespaard gebleven, die twintigmaal op het slagveld den dood onder de oogen had gezien, vond zijn einde door verstikking van den rook zijner kachel. Toch mocht hem nog het geluk te beurt vallen om, als door een wonder, weêr bij kennis te komen en door den eerw. pater Bailly, aalmoezenier van het zouavenregiment, in zijne laatste oogenblikken bijgestaan te worden.
Den 14en december heeft in de hoofdkerk te Rijssel de plechtige uitvaart voor de zielerust van den overledene plaats gehad. Een groot aantal zijner voormalige krijgsmakkers woonde de plechtigheid bij.