Wat de waardige geestelijke gedurende deze reeks van jaren te Batavia gedaan heeft tot heil der zielen, hoeft onze lofspraak niet. Al zijn tijd was verdeeld tusschen het bestuur van het vicariaat en de werkzaamheden van zijn geestelijken arbeid. Hier spoorde hij verlaten weezen op, die hij eene liefderijke verpleging bezorgde en onderwijs deed geven; dáár begaf hij zich te midden der jeugdige negers en onderhield zich op minzamen toon en vol kristelijken eenvoud met hen; ginds bezocht hij de hospitalen, troostte er de zieken, vond er afgedwaalde broeders, die hij met God verzoende en tot eene gelukkige eeuwigheid voorbereidde.
Zoovele deugden konden niet onopgemerkt blijven. De zwakke gezondheid van Mgr. Vrancken gedoogde niet dat deze kerkvoogd langer het apostolisch vicariaat te Batavia in persoon bleef besturen. Hij zag zich genoodzaakt naar het moederland terug te keeren en legde bij zijn vertrek de zorg voor het heil zijner kudde op de schouders van pastoor Claessens neêr. Met verdubbelden iever kweet deze zich van zijn taak zooals hij immer gedaan had.
Z.H. Pius IX had hem reeds tot de waardigheid van geheim kamerheer verheven en nu het oogenblik was aangebroken, dat er een opvolger voor Mgr. Vrancken moest worden benoemd, viel de keuze op pastoor Claessens. In het consistorie van 15 juni 1874 werd de geachte priester door Z.H. Pius IX tot bisschop benoemd. Mgr. Claessens zou nu naar het moederland dat hij in 27 jaren niet gezien had, weêrkeeren en den 16en november van datzelfde jaar zag hij zijn geboortegrond terug. De eerw. heer Linders, deken van Sittard, benevens de twee broeders van Mgr. Claessens waren hem tot Hasselt te gemoet gereisd. Toen de trein te 2 uur arriveerde en de nieuw benoemde bisschop zijn vaderstad aanschouwde waren schier alle ingezetenen saamgestroomd en uit duizenden monden klonk het ‘welkom in ons midden.’ De heer Arnoldts, burgemeester, ontving den prelaat met een hartelijke toespraak, en vergezeld van de geestelijken der stad, de leden van den gemeenteraad, van het kerkbestuur, van de rereenigingen van de heilige Vincentius, Xaverius en vele andere broedersohappen, stelde de stoet zich in beweging, voorafgegaan door twee muziekgezelschappen. Men richtte zich het eerst naar de parochiekerk om God voor zoovele gunsten en weldaden door een Te Deum dank te zeggen. Daarna begaf de stoet zich naar de ouderlijke woning van Mgr., waar hij door zijne 84jarige moeder werd opgewacht.
Wij zullen het hartroerend tooneel niet beschrijven, dat hier tusschen moeder en zoon plaats greep, een ieder kan zich de vreugde eener moeder voorstellen, die op hare hooge dagen gekomen, na eene scheiding van zooveel jaren, haar zoon als een prins der Kerk mocht weêrzien.
Het was den 2en februari 1875. Een heldere winterzon verrees in vollen glans aan de oosterkimme en gaf een vroolijk aanzien aan het aardrijk. Sittard, het liefelijke landstadje, was dien dag in feestdos getooid. Nationale vlaggen en pauselijke wimpels versierden de huizen en vroolijk klonken de tonen der kerkklokken, die zich met het gejubel des volks mengden. De winkels waren gesloten, de ambachten stonden stil, ieder was in feestgewaad. Sittard vierde feest. Dien dag zou een harer zonen de hooge wijding van bisschop ontvangen.
De ruime parochiekerk was overvol. Te 9 uur trad de onafzienbare schare geloovigen, voorafgegaan van de geestelijkheid uit de stad en den omtrek, het tempelgebouw binnen en nam de zalving een aanvang. Dezelfde prelaat, Mgr. Paradis, die Mgr. Claessens 28 jaren geleden de priesterlijke wijding gaf, assisteerde bij deze plechtigheid met Mgr. Van Beek, bisschop van Breda, terwijl Mgr. Vrancken de H. Zalving aan zijn vroegeren medearbeider op het veld des evangelies verrichtte.
Te 1 uur was de plechtigheid afgeloopen. Nu besteeg de Eerw. heer Rijkers, directeur van het bisschoppelijk college te Roermond, evenals Mgr. Claessens te Sittard geboren, het spreekgestoelte en schetste in verhevene taal de hooge roeping van den nieuw gezalfde.
Des avonds was Sittard in een zee van vuur herschapen; ook Z.M. Willem III, Neêrlands koning, vereerde Mgr.; als blijk van achting, benoemde hij, bij besluit van 6 november 1876, den geachten kerkvoogd tot ridder van den Nederlandschen Leeuw.
Twee jaren bracht de bisschop in zijn geboortestad door, daar hij op 29 november 1876 voorgoed naar Indië vertrok.