De Belgische Illustratie. Jaargang 9

Miauw, miauw!

Zij was van het echte Cyprische soort,

Geen katjen om mede te spelen.

Zij had in de wieg reeds muizen vermoord,
En was ook haar huid zacht en glad - op mijn woord,

Haar pootje was toch geen fluweelen.

Zij was een katje van stand en van bloed,

Met snorren als van een dragonder.

Zij zeide, zij had een ontwikkeld gemoed,
En deed zich op haar fatsoen ook te goed,

Met 'n hartje zoo warm als een tonder.

De hemel beware toch iedereen

Zoo menschen als muizen en ratten -

Al zijn zij verleidlijk als een sireen,
De hemel beware toch groot en kleen

Voor echte Cyprische katten.