Geillustreerd nieuws.
Inhoud.
De wapenschouwing te St. Petersburg. - Lord Salisbury, Engelands afgevaardigde ter conferentie. - De nieuwe fabriek van Sèvres-porcelein. - De villa Oppenheim en keizerin Eugenie. - Dokter Bulckens en de inrichting voor krankzinnigen te Gheel.
Men zou Rusland op dit oogenblik niet beter kunnen voorstellen dan door den oorlogsgod Mars, die Europa den vredepalm voorhoudt, maar - gebonden aan de punt van het zwaard. En inderdaad, hoezeer prins Gortschakoff ook verzekert dat Rusland den vrede wil, hoezeer de ezaar nog onlangs aan den engelschen gezant, lord Loftus, op ‘zijn heilig eerewoord’ verklaarde dat hij geen vijandelijke bedoelingen jegens Turkije heeft, die schijnbaar zoo geruststellende verzekeringen verliezen al hare waarde door de ontzaglijke oorlogstoebereidselen van het groote rijk. Overigens, reeds de woorden, welke die op het oog zoo onschuldige verklaringen vergezellen, maken deze voor den vrede en de rust van Europa veel minder geruststellend.
Rusland wil den vrede, ja, maar dan moet het in alles zijn zin krijgen; Rusland zal het zwaard niet ontblooten, mits Turkije zich aan handen en voeten gebonden aan zijn belangstellenden noordschen nabuur overgeeft. De Porte hoeft zich slechts eenvoudig onder de voogdij van Rusland te stellen en een zedelijken zelfmoord te plegen en - de vrede zal bewaard blijven.
Hoe hoog denkbeeld Rusland echter van zijne macht en zijn invloed hebbe, toch gelooft het niet zoozeer aan de almacht van zijn prestige dan dat het niet nu en dan zou kunnen twijfelen, aan het goedschiks toegeven van het rijk der Halve Maan. Vandaar dat het zijne eischen kracht zoekt bij te zetten door het kanon, en het is zeker dat het dit gebruiken zal, wanneer eisch en bedreiging Turkije niet gedwee maken. In afwachting van die mogelijkheid dus heeft voor eenigen tijd de ezaar een decreet uitgevaardigd, waarbij een groot gedeelte van het russische leger mobiel wordt verklaard; zelfs heeft hij de bevelhebbers voor de troepen, op voet van oorlog gebracht, aangewezen. Tot opperbevelhebber van het geheele leger is prins Nicolaï benoemd. Ook een gedeelte van het garnizoen van St.-Petersburg was aangewezen om zich aan de grenzen bij het hoofdleger aan te sluiten, en er zijne stellingen in te nemen. Keizer Alexander wilde echter eerst nog eene wapenschouwing over het geheele garnizoen der hoofdstad, uit 28.000 man bestaande, houden. Militaire vertooningen trekken altijd aan, maar vooral in tijden van crisis. De wapenschouwing werd dan ook door eene ontzaglijke volksmenigte bijgewoond en toen de czaar na afloop der revue prins Nicolaï aan de officieren en de soldaten der bezetting als de opperbevelhebber van het nieuwe zuiderleger voorstelde, en hij bij die gelegenheid de veelbeteekenende woorden sprak: ‘Mijne heeren, vereenigen wij onze wenschen, opdat het geluk zijne pogingen bekrone,’ brak een storm van toejuichingen los, niet alleen uit de rangen der soldaten, maar ook uit die der talrijke volksmenigte, want het is zeker, dat een oorlog met de gehaatte Turken het geheele russische rijk door zeer populair is.
Sedert de keizer die voor den europeeschen vrede verontrustende woorden sprak, zijn de militaire toebereidselen steeds voortgegaan. Het goederenverkeer op de spoorwegen is gestremd of verboden; de meeste groote spoorweglijnen zijn door de regeering in beslag genomen tot het uitsluitend vervoer van troepen, artillerie en krijgsvoorraad; zij heeft verder een 300tal locomotieven en 5000 waggons tot dit doel doen inrichten, terwijl ook de telegraaflijnen nog slechts uitsluitend voor militaire doeleinden mogen gebruikt worden. Door het geheele rijk worden verder ontzaglijke hoeveelheden mondbehoeften opgekocht en alle maatregelen genomen, om geheel en al op alle gebeurlijkheden voorbereid te zijn.
In het zuiden staan groote troepenmassa's gereed om den Donau over te trekken, slechts op een bevel uit St.-Petersburg wachtende, ten einde den oorlog te beginnen, die, de wederkeerige verbittering der beide rassen en oude erfvijanden in aanmerking genomen, een langdurige en bloedige dreigt te worden.
Intusschen geeft de europeesche diplomatie het nog maar niet op - niemand is overigens zoo taai en vasthoudend als zij - en ondanks mobilisatie en oorlogsgeruchten poogt zij de verwarde oostersche kwestie tot eene dragelijke, zij het dan ook voorloopige oplossing te brengen. Natuurlijk speelt Engeland in die zaak eene groote rol en zijn speciale afgevaardigde ter conferentie, lord Salisbury, wiens portret wij hiernevens aanbieden, zal al zijne schitterende diplomatieke talenten, die hij gezegd wordt te bezitten, moeten aanwenden om den genadeslag van het hoofd van den Zieken Man af te wenden.
Reeds vóór hij te Konstantinopel aankwam heeft hij te Parijs, Berlijn, Weenen en Rome den toestand onderzocht; doch de ondervinding die hij daar opgedaan heeft moet niet van de gunstigste zijn, noch voor het behoud van den vrede, noch voor Engelands bemoeiingen. Decazes, de fransche minister, kon hem natuurlijk niet veel hoop geven: Frankrijk verkeert nog altijd in een toestand waarin onthouding en neutraliteit de wijsste partij voor het land is; Oostenrijk is, zooals wij reeds in een vorig nommer zagen, niet meer vrij in zijne bewegingen, beklemd als het is tusschen zijne beide machtige naburen en medeleden van het bekende driekeizersverbond: Rusland en Pruisen. Alleen prins Von Bismark had Engeland kunnen moed geven; doch 't eenige wat men te weten heeft kunnen komen is, dat Duitschland bij een eventueelen oorlog, die volgens de woorden van den pruisischen minister wel niet onvermijdelijk maar toch zeer waarschijnlijk is, eene ‘voor alle partijen vriendschappelijke neutraliteit’ zal in acht nemen. Men begrijpt echter dat Duitschland neutraliteit alleen voordeel aan Rusland geven kan, even als Rusland's onzijdigheid in 1870, aan Pruisen voordeel gaf.
Engeland heeft intusschen eene goede keuze gedaan door zich door lord Salisbury te Konstantinopel te doen vertegenwoordigen. Als de verwarde knoop nog ontward kan worden dan zal de engelsche diplomaat, die als zoodanig reeds eene schitterende loopbaan achter zich heeft, daartoe niets onbeproefd laten.
Den 17 november 11. heeft de inwijding plaats gehad van het nieuwe porceleinfabriek van Sèvres door maarschalk Mac-Mahon, president der fransche republiek. Een groot aantal leden van de Kamer der Afgevaardigden en van den Senaat benevens verscheidene ministers en generaals, woonden de plechtigheid bij. De porceleinfabricatie in de werkplaatsen van Sèvres is dan ook voor de nijverheid in Frankrijk van het grootste belang, gelijk de voortbrengselen welke uit die werkplaatsen komen wereldberoemd zijn. Reeds in 1695 werd te Saint-Cloud de eerste porceleinfabriek gesticht, welke in 1745 naar het kasteel van Vincennes overgebracht werd. Vijftien jaar later ging zij als eigendom aan den staat over. Een gewichtige hinderpaal voor den bloei en de uitbreiding der fabricatie was, dat de grondstoffen uit Saksen moesten aangevoerd worden; in 1768 echter werden deze in Frankrijk zelve ontdekt en sedert nam de inrichting steeds in bloei en vermaardheid toe.
Ondanks de voortdurende uitbreidingen der werkplaatsen bleek het echter spoedig dat de verkregen ruimte niet meer voldoende was en is men ongeveer vijftien jaar geleden begonnen nabij de Seine op een uitgestrekt terrein van het park van Saint-Cloud eene geheel nieuwe en in alle opzichten zeer doelmatige fabriek aan te leggen. Ofschoon de zijgebouwen nog niet geheel en al voltooid zijn, is het hoofdgebouw nu afgewerkt, en, zooals wij boven zeiden, den 17 der vorige maand ingewijd.
De nieuwe inrichting beslaat eene oppervlakte van 420 aren, waarvan 100 aren met gebouwen bedekt zijn. Er is reeds bijna 6 millioen franken aan ten koste gelegd en er zullen nog ongeveer 1 millioen franken bij komen. Het is verwonderlijk met welke vlugheid de werklieden, zonder gebruik van gereedschappen, alleen door een eenvoudig werktuig, in korten tijd uit een vormelooze massa leem of deeg de sierlijke en kunstrijke vazen en andere voorwerpen van kunst of weelde samenstellen. Bij het bezoek van Mac-Mahon heeft deze met de grootste belangstelling de verschillende bewerkingen gevolgd en zijne hooge tevredenheid betuigd over de kunstvaardigheid der werklieden, of beter gezegd der kunstenaars. Wanneer de voorwerpen den verlangden vorm hebben verkregen, worden ze in hoog-ovens gebracht om te droogen, waarna ze beschilderd en in eene vloeistof worden gedompeld, welke bewerking ze met een doorschijnend vernis verglaast. Opnieuw met de noodige voorzorgen en de noodige bedekking in zeer warme ovens gebracht, worden de voorwerpen nu gedurende dertig uren aan eene zeer groote hitte blootgesteld; na afkoeling zijn ze ter verzending gereed.
Vele der voorwerpen welke uit de porceleinfabriek van Sèvres komen, zijn ware kunstwerken en er worden soms honderden franken voor besteed.
Het museum van oude en nieuwe porceleinwerken aan de fabriek annex, is de volledigste verzameling van dien aard der wereld. Hare waarde wordt op verscheidene millioenen begroot.
Het gebouw waarvan wij onzen lezers een afbeelding aanbieden, is de prachtige, bekoorlijk gelegen en van uitgestrekte hovingen omgeven villa Oppenheim bij Florence. Behalve om hare zoo even genoemde eigenschappen is zij merkwaardig omdat zij op dit oogenblik tot verblijfplaats dient aan Eugenie, ex-keizerin van Frankrijk en weduwe van Napoleon III, benevens aan haar zoon, die er verblijf houdt onder den naam van graaf van Pierrefond.
Men weet dat de zoogenaamde keizerlijke prins, die thans zijn twintigste jaar bereikt heeft, in Frankrijk nog altijd een groot aantal aanhangers telt, ondanks de rampen welke de Napoleontische dynastie over het land uitgestort heeft. Hoe meer die rampzalige oorlog van 1870 uit het geheugen gewischt wordt, te gunstiger wordt weêr de stemming jegens het gevallen keizershuis, en in den Senaat en de Kamer der Afgevaardigden neemt het getal, de macht en de stoutheid zijner aanhangers met den dag toe. Bij elke voorkomende gelegenheid - bij den geboortedag van de ex-keizerin of den keizerlijken prins bijv. of op den sterfdag van Napoleon III - vereenigen zich een groot aantal Franschen om de twee eerstgenoemde personen, en zoo ontvangen zij bij hun verblijf op de villa Oppenheim voortdurend bezoeken van invloedrijke aanhangers van de gevallen dynastie.
Wie zal durven beweren, dat deze niet nog eenmaal bestemd zal zijn om opnieuw een rol te spelen in de geschiedenis van Frankrijk?
Den 23. october jl. overleed dokter Bulckens, de ievervolle en zoowel in het buitenland als in zijn vaderland, België, algemeen bekende en hooggeschatte directeur van de inrichting voor zinneloozen te Gheel. Geroemd om zijne bekwaamheden als geneesheer, geacht als mensch en als burger, is dit afsterven een gevoelig verlies voor de wetenschap in het algemeen en voor de inrichting, aan welke hij gedurende de laatste twintig jaren zijns levens al zijne krachten wijdde, in het bijzonder. Toen Bulckens voor twintig jaren aan het hoofd der inrichting kwam, bevonden er zich 700 verpleegden, thans zijn er niet minder dan 1700. Zulke cijfers zijn welsprekend.
De inrichting te Gheel verschilt grootendeels van de zoogenaamde zinneloozengestichten, of zooals ze in den mond des volks heeten de ‘Gekkenhuizen;’ zij is meer een kolonie dan een gesticht, maar daar wij voornemens zijn in een onzer volgende afleveringen op deze inrichting meer uitvoerig terug te komen, naar aanleiding van een bezoek aan Gheel gebracht, vergenoegen wij ons voor ditmaal met een korte