Het werk looft den meester.
Meester Flik heeft een van de best beklante schoenmakerswinkels van de heele stad. Zijne winkelkassen zijn opgevuld mot de fijnste en meest verscheiden species van zijne kunst, terwijl het achtergedeelte van zijn huis onophoudelijk dreunt van de slagen die de schoenmakersgezellen het weêrbarstige leer toebrengen, of van hun lustig gezang. Om werk hoeft hij niet verlegen te zijn: zijn naam is door de geheele stad bekend, en jonge heeren die naar de mode gekleed wenschen te gaan, en jonge dames die kunsttoeren met hare voeten wenschen te verrichten, weten bij wien zij te recht moeten komen.
Op het oogenblik heeft hij bezoek van eene dame, die eens even is ingeloopen om hare schoenen met rosetten die in de maak zijn, aan te passen. De meester heeft voor zich zelven een eigen werkplaats, waar zijn oudste zoon, die in het vak wordt opgeleid, hem gezelschap houde en onder het oog van den vader werkt. De winkel, meent hij, is geen geschikte plaats voor jonge menschen, de ruwe woorden van de knechts moeten niet door jonge ooren worden gehoord, en bovendien wenscht hij zijn zoon in al de fijnheden van zijne kunst in te leiden, om hem geschikt te maken later een waardig opvolger van zijn vader te wezen.
Vader en zoon en het jongste van den huize zijn juist bijeen als de dame binnentreedt. Zoo luchtig en licht is haar stap, dat de hond zelfs niet opschrikt, maar rustig blijft liggen. ‘Meester Flik, ik kom eens even inloopen om de schoenen aan te passen.’ De meester is onmiddellijk bij de hand, de bril wordt opgezet en de schoen, die juist onder handen is, wordt met al de bevalligheid welke hem nog van zijne jonge jaren overig is, de dame aan den voet gestoken.
Nu neemt hij plaats om het maaksel zijner handen eens van verre op te nemen en, onder het genieten van een snuifke, een oog te laten gaan langs het nieuwe schoeisel, dat nog slechts de laatste hand noodig heeft, om afgeleverd te kunnen worden. Met tevredenheid rust het oog der dame op haar nieuwe schoenen, terwijl ook op het gelaat van meester Flik eene voldoening te lezen is met zijn eigen werk welke hij als kunstenaar maar zelden ondervond.