Franciscus de Borgia bij het lijk van Isabella.
Frans Borgia treedt zwijgend in
Waar, bij het schijnsel der flambouwe,
Terneerligt Spanje's koningin,
Eens roem en luister aller vrouwen.
De wierook dampt uit 't reukkomfoor,
Als om de doodenzaal te ontsmetten;
En bij den sombren fakkelgloor
Staart hij ter neder met ontzetten.
Staart hij ter neêr op 't bleek gezicht,
Die holle en weggezonken oogen
Van die daar in de lijkkist ligt,
Zij eens de lieflijke, de schoone.
En vol ontzetting roept hij uit:
Kan dit wel Isabella wezen,
Fernando's hoog gevierde bruid
En Spanje's luister van voor dezen!
Waar is de straal van 't vriendlijk oog,
De gloed van lippen en van wangen,
De majesteit dier wenkbrauwboog,
Waaraan een wereld scheen te hangen?
O ijdelheid, o ijdelheid!
Zij eens de lieflijke, de schoone!
Ach, wat is schoonheid, majesteit,
Wat rijkdom, glans, wat schepters, kronen!
O aarde, uw schijnsel is bedrog,
Het klatergoud van weinige uren;
Uw glans en macht zijn minder nog
Dan schaduwbeelden op de muren.
Lang liep ik in uw dienren tros,
Lang heb ik om uw gunst geworven,
Thans ruk ik mijne boeien los,
Thans ben 'k der wereld afgestorven.
De levens der heiligen zijn vol van voorbeelden, dat een enkel oogenblik, waarin de nietigheid van het aardsche in al hare verschrikkelijke leegte zich aan hun oog voordeed, een geheelen omkeer in hun binnenste tot stand bracht en hen voor altijd afstand deed doen van al die ijdelheden welke zij voorheen met zulk een drift najoegen. Zulk een voorbeeld van plotseling ontwaken ontmoeten wij in het leven van Franciscus de Borgia.
Frans de Borgia (de H. Franciscus de Borgia), hertog van Candia, waar hij in het jaar 1510 geboren was, en onderkoning van Catalonië, stond aan het hof van Karel V in het grootste aanzien. Belast met het lijk van koningin Isabella naar Grenada over te brengen, waar het in den koninklijken grafkelder zou bijgezet worden, was hij verplicht de lijkkist te openen, om zich te overtuigen dat het wel het lichaam was van de doorluchtige doode. Het gezicht van haar, die eenmaal bekend stond als een wonder van schoonheid, maar die daar thans in al de verschrikkingen des doods nederlag, trof hem zoodanig, dat hij besloot de eer der wereld vaarwel te zeggen en voortaan alleen voor den hemel te leven. Ofschoon nog altijd aan het hof verblijf houdende, was zijn leven als dat van een heilige, en na den dood van zijne echtgenoote, trad hij in de orde der Jesuïeten, waarvan hij de derde generaal werd. Ook in zijne vrijwillige eenzaamheid bleven hem de oude eerbewijzen achtervolgen - voorname bisdommen, het kardinalaat en andere hooge waardigheden werden hem verschillende malen aangeboden, en na den dood van paus Pius V wilde hem een deel der kardinalen op den zetel van Petrus verheffen. Hij sloeg echter al die aanbiedingen af en stierf te Rome eenige maanden na dezen paus, den 29 september 1572, na zijne orde over verschillende provinciën en landen te hebben uitgebreid en na groote diensten aan de Kerk bewezen te hebben.