genoeg. Onze eigen bekommeringen geven ons genoeg te doen, om veel aandacht te schenken aan knikkers die te water of bollen die over 't dak gaan, en kindertranen, zoo redeneeren wij, zijn zoo spoedig gedroogd. Wij hebben onzen tijd en onze hersens te veel noodig, om ons langer dan een enkel oogenblik te bekreunen over verloren bollen, gebroken reepen en andere kinderachtigheden. Met zulke machtspreuken worden alle redeneeringen doodgeslagen, doch is daarmeê alles wel uit? Dat is eene andere vraag. Hildebrand leest niet alleen de Herodussen, maar ook die zeer wijze menschen duchtig de les op. Hij somt de grootste kinderrampen op en zegt in een zijner voorbeelden: ‘Spreek mij niet van groote-menschen jammeren. Zij halen niet bij deze. Geen koopman die ‘op springen staat’ ziet met meer angst den dag te gemoet, waarop hij zal worden ‘omvergegooid,’ als een blijde jongen of vroolijk meisje den dag, waarop men scheiden zal van een dubbelen tand!’
de alert in de noordelijke ijszee,
En zoo is het, de kinderwereld heeft ook haar gevoel, al wordt daar niet altijd rekening meê gehouden, en wij schrijven dan ook met bijzondere instemming het slotwoord van Hildebrand over, waarin hij een beroep doet
de ingenieur krantz,
Commissaris-Generaal der Parijsche Wereldtentoonstelling.
eene ontmoeti g met ijsberen.
het standbeeld van prlnses hendrik der nederlanden.
de bestorming van alexinatz.