Villanella.
Den naam van Villanella geeft men te Rome aan meisjes die als modisten, naaisterkens of in welk ander eerlijk bedrijf hun brood verdienen. Het schoone vrouwenbeeld, lezer, dat gij daar voor u ziet, staande op de verweerde trappen van wie weet welken ouden tempel, is een der typen van het nieuwere Rome; het is Romeinsch bloed, in meer dan eene beteekenis, dat door hare aders vloeit en zij heet in rechte lijn de afstammelinge te zijn der Lucretia's en Cornelia's. Ja, in dat Rome, die stad welke men zich gewoonlijk denkt als iets kolossaals, waarop de gewone maatstaf onzer steden niet van toepassing is, beweegt zich datzelfde moderne leven als hier - het zijn dezelfde toestanden, natuurlijk naar den verschillenden landaard geschikt, welke men bij ons als elders aantreft.
Er is in deze schilderij, hoe eenvoudig het onderwerp ook schijnen moge, iets hoog dichterlijks. Het is of de schilder hier eene tegenstelling heeft willen leveren van het verhevene en liefelijke, of hij eene verzoening heeft willen tot stand brengen tusschen de oude en nieuwe wereld. Schilders zijn dichters, die hunne gedachten weergeven in kleuren, en ook in deze kunst hebben wij recht naar een zinnebeeldigen zin te zoeken.
Dit jonge Romeinsche meisje, de trappen afstijgende die, wie weet, de Scipio's, de Cesars eens zijn opgegaan, deze bloem, bloeiend op het graf van een heldengeslacht, dit eenvoudige romeinsche kind, wandelende tusschen de lijkkisten waarin de veroveraars der wereld liggen begraven, is dit geen denkbeeld, dat iedere kunst waard is! Muurbloemen slingeren zich om de zware steenen - rondom en in het verschiet ziet men half verwoeste bogen, afgeknotte zuilen en hoe die ruïnen, die eerbiedwaardige gedenkstukken van een ondergeganen tijd verder heeten mogen. Zij die leven aan die verwoesting geeft, weet waarschijnlijk zelve niet hoe hoog dichterlijk hare verschijning ons voorkomt. Die verweerde trappen en afbrokkelende muren zijn stom voor haar; eenvoudig volkskind als zij is, begrijpt zij het indrukwekkende niet van deze plaats, zij weet niet, dat zij te midden van geesten wandelt, die naar men zegt te Rome nog altijd om de oude puinhoopen dwalen; de geschiedenis is voor haar een geheim, zij leeft onbewust, als een zomervogel die door eene doodenstad fladdert.
De schilderij waarnaar deze gravure genomen is, is van Jalabert, een leerling van Delaroche. In de geschiedenis der schilderijtentoonstellingen staat zijn naam met eere vermeld, en verschillende malen zijn de voortbrengselen van zijn penseel met den hoogsten prijs, de gouden medaille, vereerd geworden.