Geillustreerd nieuws.
INHOUD: Natuurlijke en kunstgrotten. - Een monsterkanon te Schoeburyness. - De Transvaalsche republiek.
De natuur heeft sommige streken der aarde met hare schatten en wonderen als overladen. Overschoone bergstroomen met hunne schilderachtige oevers en wild, bruisende watervallen, indrukwekkende bergen met hare afwisseling van frissche hellingen, donkergroene pijnbosschen en glinsterend witte ijs- en sneeuwvlakten; statige natuurbosschen met hunnen weelderigen plantengroei; vulkanen, spelonken, grotten vindt men, afzonderlijk of vermengd, in heerlijke harmonie of in bekoorlijke wanorde, over enkele lievelingsplekken der natuur verspreid.
Onder hare heerlijkste wonderen telt men de grotten, die meer of min schilderachtige en uitgestrektc ruimten, welke zich òf onder de oppervlakte van de aardkorst, òf in de wanden der bergen uitstrekken. Sommige dier grotten zijn wereldberoemd en door de natuur met hare mildste schatten overladen. Als door de hand van een bekwamen beeldhouwer gebeiteld, treft men er de schoonste, dikwijls reusachtige ornamenten en beelden in drupsteen aan. Geen reiziger zal bijv. verzuimen de bekende Fingalsgrot op het eiland Staffa te bezoeken, waar de natuur de vreemdsoortigste en schoonste figuren gevormd heeft. Ook Ierland, Frankrijk, Zwitserland, België en Italië tellen hunne natuurlijke grotten bij menigte, maar in de landen welke door hun vlakken grond van die sieraden der natuur beroofd zijn, zooals bijv. Nederland en een gedeelte van België, tracht men door het aanleggen van kunstgrotten daarin zooveel mogelijk te voorzien. Wezenlijk weet dikwijls de kunst de natuur zoo getrouw na te bootsen, dat het scherpste oog er zich somtijds in vergissen zou.
Tot die soort van kunstwerken behoort de grot waarvan wij hierachter eene afbeelding geven.
Deze grot is aangelegd in een nieuwe wijk van de Brusselsche voorstad Elsene (Bas Ixelles). Deze wijk zal eenmaal een der schoonste en gunstigst gelegen gedeelten van België's hoofdstad worden. Twee schilderachtige vijvers, die men om hunne uitgestrektheid haast meiren zou kunnen noemen, en die door een kanaal met elkander in gemeenschap staan, brengen er niet weinig toe bij om het schilderachtige van den omtrek te verhoogen.
Die te Elsene is aangelegd aan het uiteinde van het grootste der beide meiren maakt er de kroon en het sieraad van uit.
De samenstelling van deze indrukwekkende en kunstige grot op een moerassigen bodem was eene zeer moeielijke onderneming, maar de bekwame aanlegger, de heer Blaton Aubert te Brussel, is met glans al de moeielijkheden van den bouw en den grond te boven gekomen. Door de grot loopt eene lange scheur, welke door de natuur ontstaan schijnt en toch slechts nagebootst is. Het zinsbedrog is zoo sterk, dat vele personen de grot niet durven binnentreden, uit vrees van onder de brokstukken verpletterd te worden.
In het voorjaar wil men in het kunstwerk eene waterval aanbrengen, wat het schilderachtige van de omgeving nog verhoogen zal.
Wat waren onze voorouders toch sukkelaars in de edele oorlogskunst! Men schoot aanvankelijk met hand - en kruisbogen, met blijden en katapulten - schietwerktuigen waarmeê men heden ten dage nauwelijks meer een kind kan bang maken. Maar het buskruit werd uitgevonden en bracht eene geheele omwenteling in de wijze van oorlogvoeren teweeg. Toch waren de eerste vuurwapens maar kinderspeelgoed de geweren, lomp gemaakte dingen, moesten door middel van brandende lonten afgestoken worden en de eerste kanons waren houten cylinders met ijzeren banden vastgemaakt. Langzamerhand werd dat beter: de vuursteen verving de lont bij de geweren, en de kanons werden van ijzer, later van brons gegoten. Aan onze verlichte negentiende eeuw was het echter voorbehouden de oorlogswerktuigen tot een hoogen graad van volkomenheid te brengen. Achterlaadgeweren in allerlei nuancen, mitrailleuses, getrokken kanons, stalen achterladers wedieveren met elkander in kracht en moorddadigheid, en de laatste vooral nemen telkens reusachtiger afmetingen aan. Als het zóó voortgaat, doen onze achterkleinkinderen den inhoud van een geheel kruitmagazijn, desnoods met dit laatste er bij, in hunne kanonnen, terwijl zij er als kogel eene rots of een berg opzetten. In afwachting dat het zoover komt, kunnen wij voorloopig met ons nieuw geschut tevreden zijn. Krupp te Essen en Armstrong te Woolwich zijn de beide kanonkoningen, bij wie vorsten en re-geeringen hunne bestellingen doen.
Het Kruppkanon en het Armstrongkanon wedieveren met elkander in doelmatigheid (!) en hoewel bevoegde kunstrechters aan het eerste den palm der overwinning toekennen, is het tweede evenmin een katje om zonder handschoenen aan te vatten.
Het onlangs te Woolwich vervaardigde en thans naar Schoeburyness overgebrachte 81-tons kanon, waarvan wij een afbeelding geven, wekt met recht ieders verwondering op enniethet minst van de opgetogen krijgskundigen. Onmiddellijk na zijne plaatsing te Schoeburyness heeft men er proeven meê genomen, die zeer goed voldaan hebben. Alleen door de trilling van de lucht werden op een afstand van meer dan 450 meters de ruiten der huizen verbrijzeld. De engelsche regeering heeft zijn monsterkanon echter niet voor niets. Het kanon op zich zelf kost 240.000 fr.; voor het inladen en het vervoeren moest een sterke kraan geplaatst en een daartoe ingerichte schuit gebouwd worden; deze kosten respectievelijk 192.000 fr. en 54.000 fr. Alles bijeen genomen komt het monsterkanon op een groote 600.000 fr. Bij de proefnemingen werden voor ruim 48.000 fr. aan kruit en projectielen verschoten. Enkele batterijen van zulk speeltuig in een oorlog gebruikt, zouden dus in staat zijn zelfs het rijkste land ter wereld te ruïneeren.
Afrika is nog altijd het onbekende land. Wanneer men eene kaart van dit werelddeel voor zich neemt, bewijzen de groote witte plekken, de gestippelde liniën en de talrijke vraagteekens, dat de aardrijkskundige kennis van dit werelddeel, bepaaldelijk in de binnenlanden, nog zeer gering is; wel zijn in de laatste vijf en twintig jaren enkele moedige reizigers en natuuronderzoekers zeer diep in die geheimzinnige binnenlanden doorgedrongen, maar zij hebben toch nog niet meer dan een hoekske kunnen oplichten van den sluier, welke over dit werelddeel uitgespreid ligt.
Met de kusten echter is dit anders; sedert eeuwen hebben zich daar de Europeanen gevestigd en de inboorlingen teruggedrongen. Een der belangrijkste vestigingen is ongetwijfeld de Kaapkolonie, aan Afrika's zuidpunt gelegen.
In 1651 vestigden de Nederlanders zich in het Kaapland en bleven bijna anderhalve eeuw in het bezit daarvan, tot de Engelschen het in 1795 veroverden.
In den loop van bijna twee eeuwen hadden zich natuurlijk vele Nederlanders, vooral landbouwers, hier Boeren genoemd, in het Kaapland gevestigd. Zij konden het met het Engelsch bewind niet eens worden en er ontstonden gedurig opstanden.
Eindelijk in 1835 trok eene groote afdeeling der Boeren om een nieuwe woonplaats op te zoeken met 1000 wagens Natal binnen, zij veroverden ue hoofdstad en verdreven den vorst van het land. Daar zij echter gedurig strooptochten ondernamen tegen de Kaffers en Hottentotten, die onder bescherming der engelsohe regeering stonden, geraakten zij in ernstige moeielijkheden, konden zich niet staande houden en trokken weer de Vaalrivier over, waar zij zich eindelijk voor goed neêrzetten en er de Transvaalsche republiek stichtten, welker onafhankelijkheid in 1852 door Engeland erkend werd.
Die erkenning kon den Boeren echter het rustig bezit van hun grondgebied niet verzekeren; zij waren omringd van vijandelijke stammen: Kaffers, Boschjesmannen en Hottentotten, die de vreemde indringers aanhoudend bestookten, waartoe de heb- en plunderzucht der Boeren, benevens de onderdrukking van de op hun grondgebied wonende Kaffers (men schat hun getal op 250.000) het hare toebracht. Ook het Engelsche bestuur zag de jpnge republiek met geen goed oog aan, en deed in elk geval niets om de Kafferstammen van verdere vijandelijkheden af te houden.
De Transvaal had dus met vele moeielijkheden te kampen; op president Pretorius volgde intusschen Burgers, die vroeger in deze streken zendeling geweest was. Deze droeg grootsche plannen met zich rond: hij wilde de Boeren beschaven, handel en nijverheid doen bloeien, spoorwegen aanleggen, het wereldlijk onderwijs uitbroeden en de Transvaal tot een modischen modelstaat maken. Hij vergat echter twee hoofdpunten: ten eerste, de vijandelijke stemming der talrijke wraakzuchtige negerstammen, en ten tweede, dat vooruitgang en beschaving onmogelijk zijn, waar die niet hand en hand gaan met eene kristelijke opvoeding.
President Burgers zette intusschen zijne plannen met kracht door; het vorige jaar deed hij een reis naar Europa, sloot een handelsverdrag met Portugal, eeae leening van 3.600.000 gulden met eenige nederlandsche kapitalisten en wierf in Nederland een aantal leeraars, onderwijzers en ambtenaars voor zijn land aan. De ingenomenheid met den president en zijne tot nog toe weinig bekende republiek, en met zijne wijd uiteen loo-pende plannen was bij onze noorderburen, in sommige kringen, niet gering en men droomde reeds van een waren modelstaat in het verre zuiden.
Eenige weken geleden kwam echter, als een donderslag bij helderen hemel, de onverwachte tijding, dat het leger van president Burgers door de Kaffers verslagen en de twee bovelhebbers, Pretorius en Smit, door den Kafferhoofdman Secocoeni op de vluoht gedreven waren. De engelsche berichtgevers voegden er bij, dat de toestand van den president erg kritiek was en er op een meeting te Leydenberg (zie van dit vlek onze gravure) besloten was, Engelands bemiddeling in te roepen, en zijne opperheerschappij te erkennen. Men voegde er bij, dat Secocoeni met 20.000 man tegen Leydenberg oprukte en er eene ware doodschrik onder de Boeren heerschte, zoodat er voor president Burgers weinig anders zou overschieten, dan zich in de armen van Engeland te werpen of het land te verlaten.
Die onrustbarende berichten, als van engelsche zijde komende, blijken wel wat overdreven te zijn; hoewel de Boeren op de vlucht zijn gedreven, hebben er echter geen bloedige gevechten plaats gehad, terwijl de president nog verre van gezind schijnt te zijn, aan het verlangen der Engelschen te gemoet te komen; maar zelfs al gelukt het hem, het hoofd boven te houden, wat bij de talrijkheid van den vijand heel moeielijk zal zijn, dan toch is zijn invloed zeer gedaald en zijn zijne hervormingsplannen voor langen tijd verschoven. Overigens, onze sympathie voor de Boeren kan niet zeer groot zijn; zij worden ons afgeschilderd als onbeschaafd, naieverig, hard jegens hunne minderen, willekeurig en wreed. Doorslaande bewijzen van moed en geestkracht hebben zij nog niet gegeven. Bij de laatste ontmoetingen met de Kaffers sloeg hunne geheele legermacht in de grootste wanorde op de vlucht, zonder den vijand één man te doen verhezen; een hunner opperhoofden werd naderhand tot een geldboete veroordeeld, omdat hij gedurende het gevecht geslapen had.