Paardendekens.
Maar zeer weinigen verstaan de kunst om op doelmatige wijze een paard een dekkleed om te hangen. Gewoonlijk wordt het over den rug van het dier gelegd, zoodat het afhangt langs de ribben en soms over den staart, juist de lichaamsdeelen ongedekt latende die 't meest te lijden hebben van het ruwe weder en de strenge koude. Het is voornamelijk de borst van het paard die, wijl zij de longen bevat, meer behoefte heeft aan beschutting dan de rug en de zijden. Indien wij, menschen, aan een scherpen noordenwind of felle vorst zijn blootgesteld, zullen wij immers instinctmatig borst, hals, nek en schouders tegen dien verkleumenden invloed beveiligen? Want zoodra de teedere deelen voldoende verwarmd zijn, kan het overige van het lichaam veel meer koude verdragen, zonder daar schadelijke gevolgen van te ondervinden, dan ingeval de longen niet behoorlijk worden warm gehouden. Het zelfde nu beleeft het paard. Zijn wollen kleed moet den nek en de schoften omsluiten en over de borst dubbel worden aangelegd, juist zooals elk die een overjas bezit, dit kleedingstuk op de borst dichtknoopt, wanneer hij een storm of felle vorst moet trotseeren. En daarom is het aan elk die zijn paard een doelmatig dekkleed wil geven, aan te raden, dat hij thans, bij den aanvang van den winter er zich een aanschaffe 'twelk de borst en schoften van zijn dier bedekt.
Veel voerlieden in Engeland maken een dikken wollen lap of kraag van achteren rondom den haam van hunne paarden vast, en laten die bedekking tot over de borst afhangen; deze handelwijze is zeer doelmatig, vooral indien het kleed van onder door riempjes rondom het bovenste gedeelte der voorpooten vast gemaakt is en het opwaaien aldus belet wordt. Een dergelijke verwarming zal het paard zeker nuttiger zijn dan deken, die het gewoonlijk zeer achteloos over den rug wordt geworpen, zooals hier te lande meestal geschiedt.
Het paard is niettegenstaande zijne groote lichaamskracht een teer dier, zoodat zijne gezondheid vele voorzorgen vereischt. Evenals de mensch vat het gevatte koude openbaren zich ook bij 't paard in ongesteldheden der ademhalingswerktuigen en bovendien in stramheid der bennen. Zoolang het paard in beweging blijft, zal het zelden of nooit letsel ondervinden door strenge koude of hevigen wind, maar zoodra het na 't werken, en dus in meerdere of mindere mate bezweet zijnde, stilstaat, ook zelfs maar enkele oogenblikken, zal het den nadeeligen invloed eener strenge temperatuur niet ontgaan en ten gevolge daarvan wordt het oud, d.i. onbruikbaar vóór zijn tijd. Door het paard zorgvuldig te beschutten tegen het vatten van koude, bevoordeelt dus de eigenaar op de eerste plaats zijn beurs.