De kleinste vogel der aarde.
Niet zelden hebben Midden- en Zuid-Amerika goud en diamanten in hunnen schoot, waardoor vele Europeanen naar gewesten, duizend uren van hun woonplaats verwijderd, worden gelokt, maar ook de heerlijkste edelgesteenten van allerlei kleur op den vederdos van een aantal vogelen, waaronder de kleinste kolibri's (trochiles) geheeten, vooral uitmunten.
Schooner, prachtiger vogel dan de kolibri kan men zich niet voorstellen; onze fijnst geslepene en gepolijste diamanten moeten in glans bij het lieve dierke onderdoen; bij de heerlijke kleuren zijner veêren bezit het de voorrechten van alle andere vogelsoorten: het is licht, vlug, sierlijk in zijne bewegingen, voor de overige vogelen onnavolgbaar in zijn vlucht; als een minnaar der vrijheid is het steeds in de ruime lucht; het fladdert van de eene bloem op de andere om er den honig uit te zuigen of de insekten weg te pikken, die zich in hare kelken verbergen.
Een kolibri op een bloem geeft een beeld van twee bloemen op elkander of een steel met een bewegelijke bloem.
Daarbij kent het geen vrees, het vliegt niet verschrikt op, om zich voor den mensch te verbergen, maar schijnt hem integendeel te zoeken, volgt hem op zijne wandelingen en plaatst zich soms op zijne schouders of op zijn hoofd.
Het heeft vijanden onder de overige vogelsoorten; zijn ergste vijand is echter de groote amerikaansche spin; tegen de eerste kan het zich door een snelle vluclit beveiligen, tegen de tweede is het niet opgewassen.
Het wordt onvoorziens hare prooi, blijft in hare netten hangen als de vlieg in die onzer tuinspinnen en wordt onbarmhartig gedood, daar het nijdige dier de kolibri 't bloed uitzuigt.
Wij hebben Midden-en Zuid-Amerika als zijn vaderland genoemd.
Zoodra de reiziger de landengte van Panama verlaat en zich zuidwaarts richt, ontmoet hij millioenen dier bekoorlijke vogels in Guyana, Brazilië, Peru en Ecuador, en gaat hij nog zuidelijker, zelfs tot aan de straat van Magellaan, dan vergezellen ze hem, als hij die streken in den bloeitijd bezoekt.
Ook vindt men ze in genoemden tijd ook wel noordelijker, zooals in Mexiko tot op 18° N.B.
De gewone of robijnkolibri komt des zomers zelfs tot in Kanada, de kraagkolibri zelfs tot op 61° N.B.
Vele soorten, en men kent er meer dan 200, gelijken onzen trekvogels, doch is het bij ons de warmte, die de vogels naar heetere luchtstreek trekt, in Amerika is het 't opengaan der bloemen, dat de kolibri's hun gewoon vaderland doet verlaten.
Niet allen zijn evenwel trekvogels. De scheerstaart, die zijn naam ontleent aan den vorm zijner staart, is door zijne zeer kleine vleugelen genoodzaakt een vast verblijf te houden; het is hem niet mogelijk langen tijd te vliegen; zijne schoonheid is overigens gelijk aan die zijner natuurgenooten.
Het manneke is op den kop en den hals glanzend groen; op den rug gaat deze kleur in purperrood en brons over; de vleugels zijn purperbruin; de lange, in tweeën gescheiden staart is zwart, doch op de beide uiterste vederen zwartbruin; op de zwarte borst ligt een groene glans, terwijl de keel purperbrons gekleurd is.
Het wijfke is op den rug goudgroen, op de borst vuurrood; de staart, die korter is dan bij het manneke, is in het midden goudgroen, aan de zijden van dbnkerrood tot zwart.
De zwaardbek kan beter vliegen; hij beweegt zich door geheel Midden- en Zuid-Amerika en bezoekt niet zelden het zonnige Mexiko; ook hij schittert door zijne prachtige kleuren, welke in hoofdzaak zijn als die van den scheerstaart; het manneke is gewoonlijk schooner geteekend en gekleurd dan het wijfke, wat bij de meeste vogelsoorten het geval is.
Deze vogel onderscheidt zich van de andere kolibri's door zijn bek, welke zoo lang is als zijn heele lichaam en hem van groot nut is bij het uitzuigen van diepe bloemkelken of het opsporen van insekten of hare eieren in diepe gaten en kloven.
Men geloove niet dat alle kolibri's gekleurd zijn, als die, welke wij beschreven hebben; behalve de eigendommelijke kleuren, die iedere soort heeft, en er zijn er een aantal, heeft bijna iedere kolibri er nog, die hem van andere onderscheiden; daarenboven zijn hunne vederen bezaaid met gouden, zilveren, purperen enz. stippen, die den vogel het aanzien eener vliegende bloem of veelkleurigen edelsteen geven.
Kan men zich een prachtiger schouwspel voorstellen, dan eene vlakte van eenige uren uitgestrektheid in een der zuid-amerikaansche gewesten, waar ieder bloem een gekleurde kolibri draagt?