Hunne winterkleeding bestaat uit jas, overjas en pantalon van duffel. Op het hoofd dragen zij een leêren helm, met koperen versieringen, naar het model bij de engelsche policie in gebruik, terwijl een paar sterke waterlaarzen het geheel voltooien. In den zomer wordt het duffel vervangen door wit linnen.
Deze kleeding zoowel als hunne werktuigen en wapenen hebben zij geheel kosteloos, voor hunne onderkleeding moeten zij zelven zorgen.
Terstond verkrijgt de nieuweling den titel van brand-wacht der derde klasse of pomper, en draagt dan aan zijn leêren gordel, die voorzien is van een ijzeren haak en ring, eene bijl, die gelijktijdig tang, hamer, bijl, schroefdraaier en breekijzer is, terwijl de groote bijl, die hij tot wapen voert, aan de voorzijde mesvormig en aan de achterzijde als piek ingericht is.
De brandwacht der tweede klasse heet redder en pijpvoerder en heeft, behalve de wapenen van den pomper, nog een reddingslijn met mousquetonhaak, een koperen lijnlooper en een noodnagel. De brandwacht der eerste klasse is telegrafist en wachtkommandant en draagt alleen een kleine bijl met een signaalfluit.
Uit de benaming die zij hebben, alsmede uit de bewapening, kan men best opmaken, welken werkkring de verschillende klassen is toegewezen. De derde klasse wordt aan de pomp gebruikt en een hoofdvereischte voor hen is geoefendheid in het bedienen der spuiten, die, zoodra zij op den grond staan, water moeten geven, 'tgeen dan ook gewoonlijk het geval is.
De redders en pijpvoerders moeten eerst een examen in de praktische gymnastiek afgelegd hebben, alvorens zij in deze klasse worden toegelaten, want bij een brand is het van even groot belang, dat alles zooveel mogelijk gered, als dat het vuur in zijne woede gestuit wordt. Zij zijn het, die het brandend gebouw het eerst betreden, alle kamers afloopen, om te zien of er ook menschenlevens in gevaar zijn, en is dit het geval, ze te redden. Waar ieder ander voor terugschrikt, werken zij stil en met iever voort, en door hunne toerusting meer dan anderen kunnende wagen, ziet men hen de grootste gevaren trotseeren, om het leven of de goederen der door een brand overvallenen te redden.
De eerste klasse is meer de verstandelijke man, die bevelen geeft en voor de uitvoering er van zorgt. De eisch, om soldaten tot geschikte telegrafisten te vormen, heeft niet weinig hoofdbrekens gekost, doch de ondervinding heeft bewezen, dat men deze schijnbare moeielijkheid te zwaar heeft ingezien, want na verloop der eerste drie maanden na het oprichten der brandweer, telde het korps reeds 35 geschikte en bruikbare telegrafisten. Bij aankomst op de plaats, waar de brand woedt, spreken zij door middel van den telegrafischen sleutel van eene brandschel met het centraal bureau en doen verslag van hunne bevindingen.
Door middel van dezen sleutel kan dan ook nieuwe hulp aangevraagd worden, als deze noodig is, en eene versterking tegenorder ontvangen, als het brandgerucht gebleken is een valsch alarm geweest te zijn.
De machinisten en brandmeesters dragen een sabel, die tevens zaag is, terwijl de brandmeesters bovendien eene lantaarn voor het midden van het lijf dragen; ook deze hebben signaalfluiten.
Verder heeft het korps een hoornblazer, die de bevelen van den commandant overbrengt, en voor elke spuit, die door paarden wordt getrokken, een voerman; deze voerlieden wonen in de stallen bij de paarden en maken geen deel uit van het korps der brandweer.
Men zal licht begrijpen dat de manschappen in tijden van rust, of op hunne wachten, of als zij als reserve in de kazerne moeten blijven, andere bezigheden moeten hebben, en daarvoor is in de ruimste mate gezorgd.
Op de wachten mag elk zijn eigen handwerk uitoefenen, en zulk een wacht biedt soms het zonderlingste gezicht aan.
In de kazerne echter wordt voortdurend geexcerceerd, dat wil zeggen, daar worden de brandwachts geoefend in alles wat zij noodig hebben te weten. Voor de eerste oefeningen heeft men op het excercitieplein der hoofdwacht, op de Prinsengracht, een houten gebouw opgericht, dat [h]et ‘klimhuis’ wordt geheeten. Hier leert de brandwacht der derde klasse klimmen, klauteren en redden, welke dingen hij volmaakt moet kennen, om tot de tweede klasse over te gaan. Hier maakt hij zich de stoute maar zekere bewegingen eigen, die dikwijls met een geroep van bewondering en schrik door het publiek worden aangestaard, kortom hier is zijne oefenschool.
Het zou ons te ver voeren, indien wij eene beschrijving moesten geven van al de gebouwen die door de amsterdamsche brandweer gebruikt worden, wij zullen ons daarom bepalen tot de hoofdwacht op de Prinsengracht, die het grootste is.
Aan beide zijden van de poort heeft men de woningen der officieren en daarachter de seinkamer, waar een brandwacht der eerste klasse voortdurend de wacht houdt, om terstond alle berichten op te kunnen nemen. Verder heeft men er eene kamer, waar de wachthebbende manschappen zich ophouden, en de stalling voor de paarden en wagens.
In den stal staan voortdurend vier paarden geheel opgetuigd, en alles is er zoo ingericht, dat binnen den kortst mogelijken tijd, nadat de alarmklok zijn eersten slag heeft laten hooren, wagens zoowel als paarden gereed zijn en in gestrekten draf de poort uit kunnen vliegen.
Boven bevinden zich de slaapplaatsen der brandwachts, allen van elkaar gescheiden door een dun houten beschot, en nog eene verdieping hooger eene groote zaal, waar elk in zijn vrijen tijd kan gaan werken; om zoodoende boven zijn tractement zijn inkomen te vermeerderen.
De dienst van den brandwacht is nog al zwaar, en gewoonlijk wordt hij vier etmalen achter elkander bezig gehouden eer hij reservedienst krijgt of een vrijen dag kan genieten. Komen er geen branden en valsche alarmen voor, dan kan hij, wel is waar, zijn werk goed af, doch zoolang hij wacht heeft, mag hij zich van zijne kleederen niet ontdoen en de eenige vergunning, die hij heeft, is dat hij om de beurt kan slapen op een strooleger.
Ten slotte zouden wij eene schets kunnen geven van een brand, hoe de brandweer daar werkt, welk eene vaardigheid zij ten toon spreidt in al hare bewegingen, enz., doch wij denken dit geheel overbodig, daar voor hem die onze uitleggingen of liever onze mededeelingen heeft gevolgd, alles volkomen duidelijk zal zijn.