Geillustreerd nieuws.
INHOUD: De brand te Amsterdam. - Brandspuiten. - De tuinbouwtentoonstelling te Erfurt. - Generaal Berthaut. - Sultan Abdul-Hamid. - Ambulances van het Roode Kruis te Paratchin.
In een vorig nommer wezen wij er reeds op, welk een vreeselijke vijand het vuur zijn kan, een vijand des te gevaarlijker, omdat hij verraderlijk en op het onverwachtst het kamp binnensluipt, zijne batterijen in het middelpunt van het vijandelijk gebied opricht en naar alle zijden doet spelen. Er behoort van den kant des menschen dan ook niet weinig moed, geestkracht, volharding en overleg toe, om het vuur met goed gevolg te bestrijden; het is een vormelijke slag dien hij den vijand leveren moet, wanneer deze, eenmaal uitgebroken, verwoestend en vernielend om zich heen grijpt. Voorzichtigheid en vastberadenheid behooren de hoofdtrekken te zijn van de soldaten der brandweer, die tegen den vijand oprukken. Het is een geduchte maar grootsche strijd, die bij een grooten brand gestreden wordt. De troepen der brandweer rukken koelbloedig en vastberaden tegen den gevreesden vijand op, richten hunne batterijen - de brandspuiten - en bestrijden hem met al de middelen die de ondervinding en het menschelijk vernuft aan de hand geven. Het is een waar slagveld, de plaats van een brand; de beide strijdende partijen betwisten elkander hardnekkig elke duimbreed gronds, en zelfs de hyena's der gewone slagvelden ontbreken hier niet: verachtelijke wezens, die met eene algemeene ramp hun voordeel trachten te doen, pogen de goederen te ontvreemden, welke men aan de klauwen van het vuur ontrukt heeft.
Zulk een vormelijken strijd, als wij hier beschreven, had de amsterdamsche brandweer, van welker organisatie het vorig nommer eene beschrijving geeft, op maandag den 21. augustus tegen haar grooten vijand, het vuur, te voeren.
Het was omstreeks 8 uur in den morgen van genoemden datum, toen in de Pieter-Cornelisz.-Hooft-straat te Amsterdam, in een onbewoond en nog niet geheel voltooid huis, de brand uitbarstte.
De kapitein van een der in de nabijheid liggende schepen gaf, door middel der naburige brandschel, het eerste alarmsein; het was toen half negen; onmiddellijk daarop rukten de stoomen handspuiten der brandweer uit en waren binnen weinige minuten op de plaats des onheils aanwezig. Thans begon de aanval, waarvan wij boven spraken. De commandant der brandweer koos, als een voorzichtig veldheer, de plaats uit vanwaar hij het geheele terrein overzien en op eene spoedige en afdoende wijze zijne bevelen geven kon. Met moed en verachting van alle gevaar kweet de uitmuntend georganiseerde en goed geoefende brandweer zich van hare moeielijke taak; de vijand had inmiddels meer en meer zijne macht ontplooid en zich ook in de naburige woningen genesteld, vanwaar hij steeds verder om zich heen trachtte te grijpen. De lichte constructie der huizen, de droogte van het nog bloo liggende houtwerk (verscheidene woningen waren nog in aanbouw), de groote hoeveelheid brandbare bouwstoffen in en voor de huizen opgestapeld, de zoo noodlottige openingen in de scheidsmuren, dat alles maakte die woningen tot een gemakkelijken buit van het vernielende element. In ongeloofelijk korten tijd stonden twaalf huizen aan beide zijden der P.-C.-Hooftstraat in vollen gloed. Hoe grooter echter het gevaar werd, des te heldhaftiger waren de pogingen der brandweer om het te bezweren. De aanval geschiedde overal gelijktijdig. Van de achterzijde der woningen en van ter zijde werden ontzaglijke waterstralen in den gloeienden vuurkolk geworpen; van de daken der brandende woningen en uit de vensters de slangen naar het centrum van den brand gericht. Een vijftal der moedige brandspuitgasten, onder aanvoering van den brandmeester Meijer, werden in de bovenverdieping van een huis plotseling door den vijand verrast, die hen met zijne vurige armen poogde te omvatten; slechts door zich snel naar beneden te laten glijden, mochten zij, gekneusd, aan de vreeselijke omarming ontsnappen. Elders was eene andere afdeeling dier koene strijders, onder het bevel van den brandmeester Brul, op het dak van een brandend huis geposteerd, toen het dak instortte en zij op de tweede verdieping te recht kwamen, van waar zij, door zich voortdurend nat te spuiten (een der manschappen had de slang der spuit in de hand gehouden), het gevaar ontkwamen, maar niet zonder geduchte brandwonden te hebben ontvangen.
Tegen 10 uur, dat is omstreeks anderhalf uur nadat de brandweer den strijd begonnen had, was het grootste gevaar geweken en het vuur bedwongen.
Wel waren in het geheel twaalf woningen aangetast, waarvan vier geheel vernield en van vier andere alleen de naakte muren staande gebleven zijn, maar de ongunstige omstandigheden in, aanmerking genomen, heeft de brandweer eene groote overwinning behaald, door den vijand nog zoo spoedig meester te worden.
De Amsterdamsche brandweer heeft ook bij deze gelegenheid haar naam met eere opgehouden.
Op de Brusselsche tentoonstelling van gezondheidsleer en reddingswerktuigen heeft de door Amsterdam ingezonden collectie bluschmiddelen, enz. het eere diploma 1. klasse behaald. Wij geven in onze gravures de afbeelding van een stoomspuit en van een handbrandspuit 1. klasse, zooals ze bij de brandweer te Amsterdam ingevoerd zijn. De laatste vooral, volgens een geheel nieuw systeem ingericht en vervaardigd in de beroemde koninklijke fabriek van brandspuiten van H. Belder en Co. te Amsterdam, heeft op de tentoonstelling te Brussel de algemeene opmerkzaamheid tot zich getrokken en is met de zilveren medaille bekroond.
Bij het uitbreken van een brand wordt de spuit op een met twee paarden bespannen wagen met vier wielen geplaatst, al de noodige gereedschappen, zooals emmers, touwen, ladders, enz., worden meegenomen en onder begeleiding van acht brandspuitgasten en een onder-brandmeester naar het tooneel der ramp gevoerd. Daar de zuigers aan de brandspuit bevestigd zijn, behoeft men die slechts in het water te plaatsen om onmiddellijk water te kunnen geven.
Bij het geroep van ‘halt’ houdt de voerman stil, worden de paarden uitgespannen en de spuit op den grond geplaatst. Vijf en veertig seconden later kan men reeds water geven.
Voor de verdere bijzonderheden verwijzen wij naar het artikel: de amsterdamsche brandweer.
Wereldtentoonstellingen en nationale tentoonstellingen, provinciale en districts tentoonstellingen zijn aan de orde van den dag. Geen artikel ter wereld of er worden tentoonstellingen van gehouden: honden-, katten-, ezels-, schoenen-, neuzen- en zooveel andere tentoonstellingen hebben wij reeds beleefd. Om echter bij het tegenwoordige te blijven, zoo hebben wij eene schilderijtentoonstelling te Antwerpen, eene wijnbouwtentoonstelling te Marburg, krijgen eene landbouwtentoonstelling te Breda, hadden eene bloemententoonstelling te Amsterdam, ja, zelfs een insectententoonstelling te Parijs. Wij zijn echter in het geheel niet tegen dergelijke exposities, wanneer ze althans niet tot in het bespottelijke of tot eene onzinnige manie gedreven worden. Eene tentoonstelling van waarlijk nuttige en aangename zaken keuren wij dus geenszins af. Wij leven in de eeuw der openbaarheid, en alles wat werkelijk nuttig en goed is, mag vrij openbaar gemaakt worden.
Wij geven hiernevens eene gravure van het algemeene Duitsche tuinbouw-tentoonstellingsgebouw te Erfurt, dat den 9. september geopend is. Wat Haarlem in Holland is, is Erfurt voor Duitschland: de stad der bloemen, de hoofdzetel van den handel in fijnere zaden, bloemen en tuingewassen. Erfurt heeft echter dit bij Haarlem voor, dat zijne omstreken niet alleen door de kunst, maar ook door de natuur schilderachtig zijn. Hooge bergen en eeuwenoude bosschen (het beroemde Thuringerwoud) sluiten de fraaie hoofdstad van het oude Thuringen in. De plaats kon dus niet beter en doelmatiger gekozen zijn voor het houden eener tentoonstelling van bloemen, z den en andere voorwerpen, die met den tuinbouw in verband staan. De tentoonstelling staat onder de hooge bescherming van keizerin Augusta van Pruisen. De feesten duren van den 9. tot den 17. September; groote bezendingen zijn uit geheel Duitschland gedaan en het inwendige is geheel in overeenstemming met het uitwendige van het prachtige gebouw. Vooral de bijdragen van de Erfurter tuiniers en bloemisten munten uit door hare volledigheid, pracht en verscheidenheid van vreemde en inheemsche gewassen.
Ofschoon van Frankrijk niet gezegd kan worden dat het veel ministers van Oorlog verslijt, komen er natuurlijk nu en dan toch veranderingen in dat departement voor. Generaal De Cissey, sterk door Mac-Mahons vriendschap, had het tamelijk lang als minister van Oorlog uitgehouden, doch trad eindelijk vrijwillig terug, om plaats te maken voor generaal Berthaut, wiens portret wij hierbij opnemen.
In Frankrijk, met zijne militaire instellingen en nieuwe legerorganisatie, is het ministerie van Oorlog wel het gewichtigste van al de ministerieele departementen; het is dus van belang dat een man van erkende bekwaamheden en die zooveel mogelijk buiten alle politieke partijschappen staat, zich aan het hoofd er van bevindt.
Zulk een man schijnt generaal Berthaut te zijn: door zijne antecedenten als legerhoofd - hij streed onder anderen als divisie-generaal met roem bij de verdediging van Parijs - door zijne flink bewerkte militaire geschriften en vooral door zijne hoog gewaardeerde organisatieplannen is hij in de militaire wereld met roem bekend, en dat het zijn stellig voornemen is zich wijselijk buiten alle politieke geschillen te houden, blijkt uit de omstandigheid, dat hij de hem onlangs aangeboden kandidatuur voor den Senaat van de hand heeft gewezen.
Hoeveel vleiende en uitlokkende eeretitels een turksche sultan van den tegenwoordigen tijd ook voert, één naam vooral, minder vleiend gewis, maar toch juister dan de andere, draagt hij met recht: - dien van Zieken Man. Die naam is zoowel op den beheerscher der geloovigen als op het land zelve van toepassing, want het turksche rijk is ziek, zwaar ziek, zoowel in hoofd als in ledematen. Het is blijkbaar dat de Turken de europische lucht niet meer verdragen kunnen en eene kleine reis over den Bosphorus, naar Klein-Azië bijv., waar zij de oudvaderlandsche lucht weêr kunnen inademen, zou hun werkelijk goed doen en de bezorgde geneesheeren, de groote Mogendheden, tevens van veel hoofdbrekens verlossen.
Zoolang het turksche rijk echter nog in Europa bestaat, moet er een hoofd zijn. Tot het laatst van Mei had het Abdul-Aziz tot sultan, maar toen deze het in zijne verkwistingen, buitensporigheden en afpersingen wat al te bont maakte, zelfs voor een turksche sultan, werd hij eenvoudig ter zijde gezet voor zijn neef Murad-Effendi, terwijl hij eenige dagen later de zeer te waardeeren voorkomendheid had, door middel eener toiletschaar, Turkije voor goed van zijn overbodig en lastig geworden persoon te verlossen.
De Turken bouwden nu op hun nieuwen sultal allerlei luchtkasteelen, maar spoedig bleek het, dat ook deze geheel aan zijn voorgangers Abdul-Azis, Abdul-Meschid en andere Abduls gelijk was - een onbekwaam, ontzenuwd vorst, een Zieke Man. Ook thans hebben zij Murad maar weêr zoetjes ter zijde geschoven, in afwachting dat weêr een tweede gedienstige schaar het verdere doen zal, en zijn broeder Abdul-Hamid op den troon van den grooten profeet verheven. Wij geven hierachter het portret van Turkije's nieuwen heerscher en zullen in de volgende aflevering zijne levensschets mededeelen, voor zoover men die geven kan van een in den harem opgevoerden Turkschen prins