Het vergaan van het nederlandsche stoomschip ‘Luitenant-Generaal Kroesen.’
De meesten onzer lezers zullen uit de dagbladen reeds het verschrikkelijk ongeluk van het stoomschip Luitenant-Generaal Kroesen vernomen hebben, en het is naar aanleiding onzer gravure, welke het verongelukte schip voorstelt, op het oogenblik dat de laatste boot wordt uitgezet en het schip zelve middendoor breekt, dat wij nog het een en ander daarvan willen aanstippen.
De Luitenant-Generaal Kroesen vaarde van Atchin naar Batavia en had, volgens de schatting van de geredden, ruim driehonderd koppen aan boord. Van die 300 menschen zijn de helft verongelukt en de overlevenden hebben met zulke verschrikkelijke moeielijkheden te kampen gehad om hun leven te redden, dat bij het lezen dier bijzonderheden de haren te berge rijzen.
Een der passagiers, mevrouw Bosch, vergezeld van haar kind, is gedurende anderhalven dag de speelbal geweest der golven, en toen de redding nabij was, moest zij nog zien, dat haar kind in de baren verdween. Zij had hare redding te danken aan eene plank die zij, na het zinken van het schip, had weten te grijpen en op die plank voortdrijvende, werd zij eindelijk van landzijde opgemerkt en gered.
De wonderdadigste redding is echter die van majoor Boom. Toen het schip op de rif stiet, ten gevolge waarvan het is verongelukt, sprong de majoor, op het zien van eene boot waarin inlanders zaten, over boord, in de hoop daarin opgenomen te worden. De boot verwijderde zich echter en de majoor was verplicht weêr tegen het schip op te klauteren dat ondertusschen langzamerhand in de diepte verdween.
Toen hij het dek weêr bereikt had, sloeg de groote ijzeren mast om, in zijn val 50 à 60 menschen verpletterende, en het gevolg daarvan was dat de achtersteven, waar de majoor zich op bevond, in de diepte verdween, Boven water komende, stiet hij het hoofd tegen eene deur en deze greep hij als een laatste redmiddel vast.
Toen hij weer in staat was regelmatig te denken was van het geheele schip niets meer te zien, doch zooveel te meer van de ongelukken die het veroorzaakt had.
De watervlakte was bezaaid met balken en stukken hout, waaraan zich wanhopende handen hadden vastgeklemd, en onophoudelijk moest hij zien, dat die handen van lieverlede in de diepte verdwenen, na te vergeefs alle pogingen ingespannen te hebben om het rëddende hout vast te houden.
De majoor bleef echter drijvende en had het geluk een tweede plank te kunnen grijpen, waardoor hij zich kon boven houden. Zoo ging een vreeselijke nacht voorbij. Den volgenden morgen dreef hij langs verschillende klippen, waarop schipbreukelingen zaten, doch het mocht hem niet gelukken daarheen te sturen, hij dreef verder zeewaarts.
De ontmoeting der klippen had in den vroegen morgen plaats gehad en dien geheelen dag zag hij niets meer. Hij dreef verscheidene eilanden op een afstand voorbij en moest zich ieder oogenblik het hoofd nat houden tegen de brandende zonnehitte.
Zoo brak de nacht aan en met hem een zware bui en hevige golfslag. De plank werd hem onder het lijf weggeslagen en hij had reeds zijn laatste gebed gedaan. Toch hield hij zich boven en worstelde dien verschrikkelijken nacht door.
Toen de dageraad aan de kim verscheen, zag hij tot zijne onuitsprekelijke vreugde, dat hij niet ver meer van land verwijderd was en er heen dreef.
De laatste krachten werden nu ingespannen en al werd hij tot driemalen toe door de hevige branding weg geslingerd, toch gelukte het hem eindelijk vasten grond onder de voeten te krijgen; hij was gered, dat wil zeggen, hij lag op vasten grond, doch miste zelfs de kracht om de knoopen van zijn uniformjas los te maken.
Na een vermoeienden tocht bereikte hij eindelijk eene hut, waarvan de bewoonster hem vriendelijk onthaalde en waar hij gelegenheid vond om verder te komen.
Niet alle geredden hebben zulk een avontuurlijken tocht gehad, want velen waren reeds denzelfden dag dat de ramp plaats had, aan wal en gered.
Toch zijn er 150 menschenlevens verloren gegaan, en de kapitein, die onder de geredden behoort, zal zich over het verlies van die menschenlevens voor het gerecht te verantwoorden hebben. Nu reeds gaan er stemmen op, die beweren, dat de klip waarop het schip is gestooten, niet onbekend mocht zijn en daarom is ook reeds het nederlandsche stoomschip Bromo op ontdekkingstocht gezonden, om de klip te zoeken, waarna moet uitgemaakt worden in hoeverre het de schuld van den kapitein is geweest dat het ongeluk heeft plaats gehad.