Zes maanden lang hield de zoon den ouden man opgesloten, toen de hertog van Bourgondië hen beiden voor zijnen raad daagde, opdat beider belangen zouden worden gehoord. Men stelde aan Adolf voor, zijnen vader den titel van hertog te laten behouden tot aan zijnen dood, en hem zes duizend gulden rente te betalen. ‘Il nous fit responce, zegt Philippe de Commines, qu'il aimerait mieux avoir jetté son père la teste devant dans un puits et s'estre jetté après, que d'avoir fait eet appointement et qu'il y avait quarante et quatre ans que son père estait Due, et qu'il estait biên temps qu'il le fût.’
Voorwaar, die woorden kenmerken, in den schelmschen zoon, de type van een volledigen schurk. Ook hield men hem gevangen tot na den dood van Karel-den-Stoute. Toen onder de regeering van hertogin Maria van Bourgondië te Gent een oproer uitbrak, werd hij door de oproerlingen vrij gemaakt. Schurken zoeken hulp bij schurken! Deze laatsten zetten hem aan hun hoofd in hunnen tocht naar Doornik.
Adolf sneuvelde onder de muren van laatstgemelde stad en werd in de kathedraal begraven. Negentig jaar rustte de vaderbeul in zijn graf, toen de beeldenstorm losbrak en de Calvinisten de kerk overweldigden. Zij hoopten gewis in de prachtige tombe een rijken schat te vinden en openden dezelve. Het lijk was gebalsemd, en volgens Philippe de Commines, nog in goeden toestand.’ debuant ce aux excellents épices, qui l'avaient préservé de vétusté.
Pontus Paijen zegt dat het lijk verscheidene dagen op den kerkvloer liggen bleef, blootgesteld aan de vervloekingen der menigte. Wij nemen dit zoo gereedelijk niet aan. Hadden de beeldstormers inderdaad eene ‘rechtspleging na den dood’ willen inrichten, zooals Motley opgeblazen zegt, dan zou men het lijk daar niet onaangeroerd hebben gelaten. Het volk in woede, is juist zoo vreedzaam in zijne wraak niet, en gewis was dit het geval niet met de beeldstormers.
De ‘rechtspleging na den dood,’ als eene verhevene volkswraak aangeteekend, zullen wij het liefst dan maar niet aannemen, en herhalen wat wij hooger zegden, dat men het graf open gebroken en het lijk opgehaald had, in de hoop van eenige rijkdommen te vinden.
Met het lijk zelve, dat misschien niemand van de beeldstormers wist wie het weleer geweest was, kon men eigenlijk niets aanvangen, en vandaar dat men het onaangeroerd liggen liet, terwijl, hadde de verontwaardiging over de snoode daad, negentig jaar geleden gepleegd, de beeldstormers bezield, zij die mumie vernield, vernietigd en wie weet op wat wijze in den wind verstrooid hebben.
Onze uitlegging is wel is waar zoo dichterlijk niet als die van Motley, maar ons dunkt dat zij natuurlijker is.