Nieuwe boeken.
De glasschildering.
Herman Druyts van Antwerpen geeft op dit oogenblik een boek uit over de glasschildering, dat voorzeker zijn belang heeft en waarop wij dan ook de aandacht onzer lezers inroepen.
En wiens aandacht wordt voor die kunst, zoo schitterend in onze kerken vertegenwoordigd, niet opgewekt! De glasschildering hoort daar, in onze tempels, thuis en wij zien haar andermaal meer en meer in ons midden gehuldigd worden.
‘Volgens den heer Druyts zijn de geheimen der kunst niet verloren gegaan; integendeel, zegt hij, en dat is waar, staan ons tegenwoordig meer chemische middelen ten dienste dan vroeger, en moeten wij dus een hooger trap bereiken.
Welk is dan de reden dat de tegenwoordige produkten zoo ver beneden de oudere staan?
De reden daarvan, zegt de heer Druyts, is eenvoudig aan de beoefenaars te wijten, die veelal het vak niet verstaan, en verder ligt die schuld hierin dat die kunst gelijk elke andere aan mode onderworpen is.
Die redens zijn echter niet altijd gegrond en de laatste is dit vooral niet, dewijl men niet zelden in onzen tijd oudere meesters wil navolgen en in dat geval beneden deze blijft.
Waar is het wat de heer Druyts verder schrijft:
‘Men schijnt vergeten te zijn dat de glasschildering de versiering tot hoofddoel heeft en niet het voorstellen eener schilderij.’
Hoe het zij, het boek van den heer Druyts is merkwaardig en wij nemen er eenige bladzijden uit over:
Het kleuren van glas was reeds bij de oude Grieken bekend, die de kunst bezaten, het of wel in massa, of enkel langs de oppervlakte te kleuren, door het met stoffen te beschilderen, welke, aan eene hevige hitte bloot gesteld, smolten, en bij verkoeling glasaardig werden. Derwijze bootsten zij de edelgesteenten na.
Volgens getuigenis van Herodotes en Theophrast, bevond er zich in eenen tempel der stad Tyr, aan Hercules toegewijd, een kolom van buitengewonen glans en die wonderwel aan een smaragd geleek; nogtans was zij niets anders dan gekleurd glas. Met volle zekerheid mag men zeggen, dat dááruit het beeld Serapis was gemaakt, waarvan Apion gewaagt, en dat 9 ellebogen hoog was.
Plinius spreekt van het glaskleuren als van een winstgevend bedrijf, in zijnen tijd tot een hoogen graad van volmaking gestegen.
Diodorius Siculus maakt melding van een geheim middel dat de glaswerkers van Thebe aanwendden om hyacinten, saffieren, robijnen en smaragden na te bootsen.
De kunst, het glas te bewerken en te kleuren, zou in Rome ten tijde van Cicero ingevoerd zijn; wat er van zij, onbetwistbaar is het, dat de werklieden dier stad al spoedig hunne voorgangers (Egyptenaren en Pheniciërs) overtroffen.
Onder de werken welke men hun toeschrijft, behooren die kleine mozaïeken, die, slechts ter grootte van een gewoon geldstuk, gebruikt werden om in juweelen te prijken. Meestal verbeeldden zij vogelen, bloemen, dierenkoppen en maskers.
Eenvoudig was het middel door deze lieden aangewend, om hunne voortbrengsels te vermenigvuldigen.
Vooreerst maakten zij een groot getal draden van onderscheidene kleuren, welke draden zij kunstmatig tot een bundel samenbrachten, derwijze dat dezer oppereinden of doorsnede eene teekening voorstelden.
Wanneer alles naar gelang geschikt was, hitte men het pakje tot dat de oppervlakte van het glas smolt; daardoor hechtten zich de draden aan elkander en bij de verkoeling zaagde men den bundel in schijfjes, waarvan elk hetzelfde voorwerp vertoonde.
Sommige schrijvers vermeenen dat de eigenlijke glasschildering, welke natuurlijk uit het kleuren van glas voortvloeide, van de XIe eeuw dagteekent.
Wat zulks veronderstellen deed, was de nog volgens hen barbaarsche behandeling der ramen ons van de XIIe eeuw overgebleven.
Nu echter dat wij de overtuiging hebben van de hooge waarde dier ramen, kan men gerust den oorsprong dezer kunst tot het begin onzer tijdrekening verplaatsen.
Het gebruik van gekleurde ruiten moet in het oosten van onheugelijke tijden bekend zijn. In Italië benuttigde men ze lang voor dat ze op het versieren van de tempels van het Christendom werden toegepast.
De kerkleeraar Hieronymus (einde der IVe eeuw) maakt melding van ramen uit verschillende kleuren samengesteld.
De bisschop van Clermont verhaalt ons dat de kerk, welke ter eere der Machabeën te Lyon gebouwd werd in 450, van gekleurde vensters voorzien was.
Bij de herstelling der St.-Sophia-kerk te Konstantinopel (VIIe eeuw) werd deze met gekleurd glas versierd. Eene eeuw later was de kunde der fransche glasschilders zóó gunstig gekend, dat bisschoppen uit Engeland en Zweden deze werklieden derwaarts riepen om de ramen hunner kerken te vervaardigen.
In den loop der VIIIe en IXeGa naar voetnoot(1) eeuw zien wij de glasschildering weinig voortgang maken. Op enkele plaatsen gewaagt de geschiedenis van haar bestaan, tot dat eindelijk de voorspelling, welke het einde der wereld in 't jaar 1000 deed te gemoet zien, dit vak gansch uitdoofde. Het menschdom, in diepe neêrslachtigheid gedompeld, liet alsdan kunsten en wetenschappen onbeoefend en wachtte in angst het plechtig oogenblik af der algemeene verwoesting.
Nauwelijks hadden de eerste jaren der XIe eeuw bestatigt dat die gewaande wereldverdelging niets anders was dan het gevolg van verkeerd uitgelegde voorzeggingen, of de kunst, als met een nieuw leven bezield, herschiep met nog meer pracht en luister hare in puin gevallene tempels.
Tot op dit tijdvak is alles wat wij over glasschildering zegden, slechts bij overlevering gekend, daar de oudste ramen welke ons zijn overgebleven, van de XIe en XIIe eeuw dagteekenen.
Aangezien het moeielijk is de werken der ouden te beoordeelen zonder, ten minste oppervlakkig, hunne manier van werken te kennen, zullen wij in het belang der zaak zelve desaangaande in eenige bijzonderheden treden.
Om glas-mozaïeken te vervaardigen, sneed men patronen, eerst rechtlijnige, daarna met gebogen omtrekken; weldra werden uit zulke stukken gansche menschenbeelden gevormd. De ciment of pleister, welke tot dan toe gediend had om de gekleurde ruiten te vereenigen, werd door dunne looden banden vervangen, waarvan de beide gegroefdeGa naar voetnoot(2) zijden het glas insloten.
Het snijden van glas door den diamant was nog niet gekendGa naar voetnoot(3). Dit belette echter niet