Vliegmachines en vogelmenschen.
Toen de uitvinding der luchtballons algemeen bekend was, waren er niet weinigen die geloofden dat het menschelijk vernuft nu geen hinderpalen meer in den weg stonden, en de mensch voortaan slechts had te willen om de geheimste dingen in de natuur te verklaren.
Het water en het land waren reeds lang zijn eigendom en nu men de mogelijkheid had gevonden om insgelijks ontdekkingsreizen in de lucht te gaan maken, droomde men zich gouden bergen van de toekomst.
Hoe die toekomst is tegengevallen, hoe men het na veel tobben eindelijk zoover gebracht heeft, dat men zich in een schuitje van een ballon kan wagen en, ofschoon geheel afhankelijk van de grillen van den wind, toch de halve zekerheid heeft heelhuids op de aarde te recht te komen, al weet men dan niet waar, is ons plan niet hier in het breede te vertellen.
Voor ditmaal willen wij de proeven van luchtvaart bespreken, die de uitvinding der luchtballons voorafgingen, namelijk het zoogenaamde vliegen.
De vliegkunst, of beter gezegd de pogingen om het vliegen tot eene kunst te maken, zijn zóó oud dat wij naar de grieksche fabelleer terug moeten om er het eerste spoor van te vinden, en de fabel van Dedalus en Icarus is wellicht eene eerste proefneming geweest, om zich als een vogel door de lucht te bewegen.
Ook de geschiedschrijver Diodorus vertelt van zekeren Architas, een tijdgenoot en vriend van den wijsgeer Plato, als zou hij eene vliegende du f hebben uitgevonden. De duif was van hout en zweefde door de lucht, doch beide verhalen zijn zoo onwaarschijnlijk dat zij meer gehouden worden voor fantasieen van hen die ze te boek hebben gesteld, dan voor wezenlijke feiten.
De eerste proef om te vliegen vinden wij opgeteekend bij den geschiedschrijver Knolles, die haar in 1147, gedurende zijn verblijf te Konstantinopel, bijwoonde.
Een Turk, zoo verhaalt hij, had, bij gelegenheid van een bezoek van den turkschen sultan Chisasthlan bij den griekschen keizer Emmanuel Commenus, algemeen laten bekend maken dat hij van een hoogen toren verscheidene duizenden stappen ver zou vliegen.
Toen het bepaalde uur gekomen was en het volk in ontelbare menigte zich verzameld had, vertoonde zich de Turk volgens zijne belofte op den toren, gekleed in een wit gewaad met groote en wijde plooien, die moesten dienen om de lucht op te vangen.
Toen hij echter stond, scheen hem het waagstuk wel wat al te groot en niet dan nadat het volk hem spottenderwijze onophoudelijk toeriep: ‘Vlieg, Turk, vlieg!’ strekte hij de armen uit bij wijze van een paar vleugels, en begaf zich in de lucht.
Zijne vlucht was echter al even ongelukkig als die van Icarus, want in plaats van op te stijgen of te zweven, viel hij loodrecht naar beneden, waar hij geheel verpletterd werd opgenomen.
Die eerste proef mislukte dus, en moest wel mislukken, daar te recht later is uitgemaakt dat de verongelukte Turk aan zinneloosheid leed, doch, zooals het met zooveel andere dingen gaat, de eerste stoot was gegeven, en er zouden later mannen opstaan die op wetenschappelijke gronden wilden bewijzen dat het vliegen mogelijk is.
De wiskunstenaar Dante uit Perugia, een bloedverwant van den beroemd geworden dichter, was de eerste van die mannen. Hij maakte aan zijne schouders twee vleugels vast, en wezenlijk gelukte het hem daarmeê te vliegen.
In 1460 vloog hij van den stadstoren naar eene plaats die hij vooraf had aangewezen, doch onderweg kreeg hij een ongeluk aan het toestel waarmeê de vleugels aan zijne chouders gebonden waren, en daar hij zijn lichaam nu niet meer in evenwicht kon houden, viel hij naar beneden en brak het scheenbeen.
Hij bracht er het leven af, doch niet meer de kracht bezittende om zijne proef te herhalen, schreef hij verschillende studiën over de vliegkunst, welke studiën later aan verschillende ‘vogelmenschen’ gediend hebben tot handleiding bij hunne proeven.
De beste verhandelingen over de vliegkunst zijn echter van de eerw. paters Lana van Brescia en Galien van Avignon, maar beiden raden het nemen van proeven, als heel gevaarlijk, sterk af, daar, al kan men de theoretische mogelijkheid er van bewijzen, de bezwaren die men in de praktijk te overwinnen heeft zoo groot zijn, dat eene uitvoering zoo goed als onmogelijk is.
Toch waren er waaghalzen die het wilden beproeven en de namen van Buritini, Bolori, Cook, Oliver, Elmero de Malamerio, Guzman en anderen zijn als zooveel titels van drama's in de geschiedenis der vliegkunst, waarin zij de hoofdrol speelden, maar waarbij ook de helden hun leven lieten of minstens erg verminkt er af kwamen.
De eerstvolgende die als ‘vliegende man’ veel van zich deed spreken was de fransche werktuigkundige Le Besnier, die in 1768 te Parijs verschillende proeven deed met zijne vliegmachine.
Zijn toestel bestond uit vier vleugels of riemen van zijde, die rondom twee stokken waaraan zij vastgemaakt waren, door middel van een scharnier konden draaien en zich half toevouwen.
De twee stokken werden over de schouders gelegd en met de handen bewoog hij de voorste vleugels, terwijl hij met de voeten, die met de stokken in verband stonden, door een koord, de vleugels in beweging zette.
Het toestel van Le Besnier was meer een zweef- dan wel een vliegmachine, want de kunsten die hij er meê vertoonde, bepaalden zich tot het gemakkelijk neêrdalen van eene hoogte naar den grond en het is wellicht daaraan te danken dat hij roem en fortuin inoogstte voor zijne uitvinding, in plaats van een ongeluk, zoo als zoovele zijner voorgangers.
Dit is ten minste zeker, dat toen een zekere koorddanser Alard met het toestel van Le Besnier beproefde te vliegen, hij bij die proef den hals brak.
Tot dusver had men om te vliegen er meer op gelet om de figuur van een vogel na te bootsen, dan wel om een vliegtoestel te maken, en het was dus iets nieuws toen de abbé Desforge in 1772 met zijn ‘vliegende koets’ voor den dag kwam.
Zijn toestel had de vorm van een bootje, waaraan groote vleugels vastgemaakt waren, doch in weerwil van de logische verklaringen over het gelukken zijner proeven, kon hij het niet verder brengen dan tot eene langzame neêrdaling, zoodat er van vliegen geen spraak kon zijn.
Een tiental jaren later maakte Blanchard naam met zijn ‘vliegende boot.’
Hij kon het echter evenmin tot vliegen brengen, want wel steeg hij op tot eene hoogte van