veelheid goud voorstelt uit de aarde gedolven sedert de eerste ontdekking van het goud in 1851.
In goud zou die cubus eene waarde verte genwoordigen van 420 millioen gulden. Het tin en koper is niet minder vertegenwoordigd, en hoogst belangrijk zijn de verschillende ertsen.
Daar tegenover heeft men Denemarken en Egypte, doch geen van beiden zullen de aan dacht trekken, ofschoon Denemarken smaakvol uitgestald heeft. Turkije, dat er vlak naast ligt, heeft niet eens de moeite genomen iets in te zenden; wat zou het ook kunnen aanbieden?
Doch laat ons niets onaangenaams zeggen, en liever een oogslag nemen bij Spanje, dat er schitterend uitziet. Het gezicht van zijn triomf boog alleen wekt sympathie op. De boog zelf is eene nabootsing van licht rood graniet met bronzen versiering.
Boven de drie doorgangen hangen draperieën van gele en karmijnroode zijde en in den middelste hangt een lichtkroon, die in gothischen stijl en buitengewoon sierlijk is.
In een van een troonhemel voorziene nis staat de patroon van Spanje, St. Jacob, omringd door twaalf ridders met speer en schild. Zijn kostbaarste producten zijn de borduurwerken en kerkornamenten, die in pracht en sierlijkheid alles te boven gaan wat men zich daarvan kan denken.
Op Spanje volgt Rusland, dat schittert door zijne afwezigheid, en daar tegenover heeft men Canada met zijn kostbaar bontwerk.
Oostenrijk, Duitschland en Engeland zijn nu aan de beurt en 't is wezenlijk een lust die drie groote europeesche rijken rond te wandelen.
Met zijn boheemsch glas, verwerkt tot duizenderlei snuisterijen en ook groote voorwerpen, maakt Oostenrijk veel effect. Alles blinkt en schittert er, en men kan er zich bijna niet van verwijderen.
Oostenrijk zou Oostenrijk niet zijn als het niet met zijn meerschuim en barnsteen pronkte, en de verscheidenheid van voorwerpen die het daarin aanbiedt, is bijna ongeloofelijk. Alles is zoo keurig en. net bewerkt, dat het niet anders kan of het zal veel nieuwsgierigen lokken.
Duitschland pronkt vooral met zijn weefsels en porselein. Van het linnen van Wittenberg tot de zijden stoffen van Elberfeld. alles is er vertegenwoordigd.
Zijne uitstalling van porselein spant echter de kroon, en daaronder trekt vooral de aandacht eene donkergrijze vaas, allerkeurigst van vorm, beschilderd met eene kopie van het groote fresco van Kaulbach, voorstellende keizer Otto de Vogelaar, ‘het graf van Karel den Groote te Aken bezoekende.’ Een correspondent beschrijft dat kunststuk in de volgende woorden:
‘De schilder van dit meesterstuk is er in gelukt de prachtige licht- en schaduwpartijen van het origineel terug te geven. De gestorven held zit ontzag inboezemend op zijn troon, de scepter ligt in zijn levenlooze hand en op zijn schoot; de tooverlamp aan zijn voet geeft zulk een schitterend licht, dat een barbaar vol angst zijn schild gebruikt om zijne oogen te beschermen tegen de heldere stralen. Achter hem staat de keizer en zijn gevolg; het schoone gelaat van de keizerin teekent schrik en nieuwsgierigheid; zij is bang om te zien, maar toch vast besloten haar oog niet af te wenden. De vaas zelf is het schilderwerk waard; zij is edel van vorm en eerbaar versierd.’
In verscheidenheid van uitstalling wint het Engeland alle natiën af. Chronometers, papeterieën, Sheffieldsche staal waren, weefsels uit de fabrieken van Dublin, Gloucester, Leeds, Manchester, enz., meubelen, Doulton-aar tewerk, kristal en gouden en zilveren werken, alles is even merkwaardig en echt Engelsch, want alle voorwerpen die men ziet, zijn solide, schoon en practisch, drie eigenschappen die het engelsch karakter kenmerken.
Aan prachtstukken ontbreekt het dan ook niet, en op de eerste plaats komt daarbij in aanmerking eene metalen tent, die bestemd is om er croquet in te spelen.
Het is een japansch model en zit, even als de japansche huizen, zonder nagels in elkaar.
Als eene bijzonderheid moeten wij vermelden dat een londensch juwelier en zilversmid er zijne artikele voor eene waarde van 1¼ millioen gulden heeft ten toon gesteld.
Frankrijk munt vooral uit door zijne lyonsche zijde en fluweelen stoffen, zijne kunstbloemen en glacé-handschoenen.
Voor België moeten wij weêr het woord geven aan een correspondent, die een kunststuk, eenig op de tentoonstelling, beschrijft, namelijk een preekstoel.
‘Dit stuk,’ zegt hij, ‘dat stellig een der kostbaarste is op de tentoonstelling aanwezig, is 16 voet hoog, het klankbord meêgerekend, en bestaat uit niet minder dan 80 afzonderlijke deelen. De preekstoel is de helft van een denhoek en heeft dus vijf zijden, die allen een, onder een spitsen boog bedekt, en haut relief gesneden paneel vormen.
‘Deze hauts reliefs stellen voor: het Huwelijk van de H. Maagd en den H. Jozef, de Blijde Boodschap, de Begroeting van Maria door Elisabeth, de Vlucht naar Egypte en ten slotte eene gekroonde figuur die de neêrgeknielde H. Maagd eene kroon op het hoofd drukt.
‘Voor aan de pilaren van de bogen is een uitstek dat tot basis dient aan godsdienstige figuren, die in harmonie zijn met de onderwerpen der paneelen. Het klankbord wordt van voren gesteund door twee pilaren, die op de zijden van den preekstoel rusten.
‘De kroonlijst van het klankbord is met bladen en vruchten gesneden, en het klankbord zelf is van onderen in byzantijnschen stijl met rijke kleuren op een vergulden grond versierd. In één woord de preekstoel is een meesterstuk.’
In de kunstafdeeling pronkt de meesterlijke schilderij Parsina, van den antwerpschen meester Wittkamp. In de nijverheid: weefsels, wapens en smederij werk, toont België zich op den eersten rang onder de industrieele volken.
Ten slotte zijn wij aan de Nederlandsche afdeeling genaderd, en wij mogen zeggen, dat zij niet alleen als eene ster schittert onder de kleine staten, maar zelfs vele groote Mogendheden in de schaduw stelt. De amerikaansche bladen zijn eenstemmig in den lof van het kleine Nederland. De openbare werken en de voortbrengselen zijner koloniën, zijn voor de Amerikanen aantrekkingspunten en niet minder maken de particuliere inzendingen een goed figuur.