Een aap, die hem zeer dicht genaderd was, meende hij te kunnen grijpen, maar voor hij de hand uitstak, zat de aap reeds in den top van den boom, en zijn geschreeuw werd herhaald door zijne makkers, zoodat er een oorverdoovend concert plaats had; schaterlachend, rukte Trémeaux het koord los en klom uit den boom.
Een nieuw tooneel trof nu zijne oogen; verscheidene antilopen liepen wijd en zijd verschrikt dooreen en schenen met de uiterste haast een dreigend gevaar te willen ontvluchten.
Hij zelf kon de oorzaak van hunnen angst niet zijn, want zij vlogen hem op nauwelijks een el afstands voorbij, zonder zich in het minst om hem te bekommeren. Hij stelde dus een onderzoek in en verliet den voet van den boom, maar nauwelijks had hij eenige schreden gedaan, of hij werd zelf door grooten angst bevangen. Een panter stak den zwaren kop uit de struiken en scheen het offer te kiezen, dat hij verscheuren wilde.
Trémeaux had hem gaarne een kogel door den kop willen jagen, maar zijn laatste kruit had hij op de papegaaienjacht verschoten.
Het liep echter gelukkig af; zijne plotselinge verschijning scheen op den panter een verschrikkelijken indruk te maken, want onmiddellijk keerde hij zich om en verdween bliksemsnel in het geboomte.
Toen nu Trémeaux weêr naar den boom trad, zag hij dat de apen een brug gemaakt hadden van de koord, die hij vergeten had mede te nemen. Of het toeval of berekening was geweest, waardoor zij gedreven waren de koord aan den nevenstaanden boom vast te hechten, kon hij niet uitmaken; de zaak kwam hem niet te min onbegrijpelijk voor.
Hij vond er gedurende langen tijd vermaak in de bewegingen der apen, waarbij het heldere maanlicht hem zeer te pas kwam, te volgen en klom eindelijk naar boven om zijn eigendom aan de grijnzende dieren te ontnemen.
Bij het aanbreken van den dag richtte hij zijne voetstappen naar de beek, die zich op eenigen afstand door het geboomte kronkelde en volgde nu, in de hoop ergens zijne vrienden te ontdekken, de boorden van het zacht vlietende water.
In die hoop werd hij niet bedrogen; hij kon nauwelijks een uur geloopen hebben, toen hij geweerschoten hoorde; hij was niet in staat die te beantwoorden maar richtte zich naar de plaats, van waar het geluid scheen voort te komen.
Herhaalde schoten wezen hem nog duidelijker den weg, tot hij eindelijk een zijner vrienden tusschen het geboomte ontwaarde. Men kan begrijpen, met welke vreugde hij ontvangen werd door zijne makkers, die hem den ganschen nacht gezocht hadden.
Inmiddels diende het gebeurde hem tot leering, en later vervolgde hij nimmer meer een dier zonder op zijne vrienden of op den weg, dien hij volgde, het oog te houden.