James Watt, de uitvinder van het stoomtuig.
(Vervolg en slot.)
In het jaar 1763 droeg hem de professor der physica de taak op, om eene stoommachien van Neucomen, welke niet meer voor alle proeven geschikt was, te verbeteren. Dit werk nu had de grootste en belangrijkste uitvinding van Watt ten gevolge.
Toen hij namelijk meende, dat de machien volledig hersteld was, en hij haar in werking wilde zetten, ondervond hij, dat zij nauwelijks in staat was den zuiger op te heffen.
Door verhooging der hitte werd, wel is waar, dit gebrek eenigszins verholpen, maar hij moest dan om den stoom te verdichten en den metalen cylinder af te koelen, eene aanzienlijke hoeveelheid koud water aanwenden; dit alles ging echter gepaard met het verbruiken van eene aan den noodigen arbeid onevenredige hoeveelheid brandstoffen en eischte een tamelijk lang oponthoud.
Watt spande nu zijne krachten in om een middel te vinden, waardoor de stoom zonder verkoeling des cylinders kon verdicht worden. Hij kwam op de gedachte met den cylinder eene afgescheiden kamer te verbinden, waarin aanhoudend eene ledige ruimte zou onderhouden kunnen worden.
Werd het nu mogelijk deze kamer met den cylinder in verbinding te brengen, dan zou het vraagstuk opgelost zijn.
Deze gelukkige gedachte was de eerste stap, welken hij op de roemrijke baan zette, die den naam van Watt bekend gemaakt en zijn roem tot de uiterste grenzen der aarde gevoerd heeft.
Hij zelf zegt, dat van nu af alle andere verbeteringen van zijne stoommachien zich snel en onafgebroken opvolgden.
De verbinding van dit vat (condensator) met den cylinder voldeed echter niet aan alles, want de tot water verdichte stoom, die zich in het onderste gedeelte van den condensator verzamelde, werd eene hindernis; hierin werd echter gemakkelijk voorzien door den bodem van den condensator in verbinding te brengen met eene pomp, welke door het mekanisme der machien in beweging gesteld wordt.
Eene andere moeielijkheid bestond daarin, dat er bij het dalen van den zuiger in den cylinder lucht binnen drong, en zijne temperatuur zoo verminderde, dat bij het volgend zuigerheffen een deel van den in de buis dringenden stoom verdicht werd.
Om hierin te voorzien sloeg Watt voor, het bovenste gedeelte van den cylinder met eene lucht- of stoomdichte bus geheel te sluiten, den zuigersteel echter in pakking te laten bewegen en den zuiger zelven door damp in plaats van door lucht neêr te drukken.
Door deze verandering verloor de luchtdrukkingsmachien hare vorige eigenaardigheid en werd eene werkelijke stoommachien; ook was het geene verbetering, die Watt haar aanbracht maar eene volkomen nieuwe uitvinding.
Bij dit alles echter begonnen nu slechts de voornaamste moeielijkheden voor onzen bescheiden mekaniekwerker, die, ofschoon overtuigd van het groot gewicht zijner uitvinding, op verre na de bespraaktheid en standvastigheid niet bezat, welke gewoonlijk vereischt worden om anderen te overtuigen en tot het aanwenden der noodige middelen over te halen.
Gelukkigerwijze kwam hij nu in aanraking met den kennisvollen dokter Roebuck, die hem in staat stelde zijn denkbeeld tot uitvoering te brengen.
De eerste machien, die vervaardigd werd, was eene zoogenaamde eenvoudig werkende machien; zij moest als proef gelden en onderging van tijd tot tijd verbeteringen, naarmate de omstandigheden ze aan de hand gaven, totdat zij eindelijk eene groote volmaaktheid bereikte.
Daar Dr. Roebuck echter vele ongelukken troffen, verloor Watt in hem weldra zijn steun, en stond hij weêr ontmoedigd en krachteloos alleen.
Eensklaps verklaarde zich nu een zekere fabrikant van Birmingham, Mathew Boulton, geneigd om in Roebuck's plaats te treden.
Nu begon in het begin van 't jaar 1775 de nieuwe kompagnie hare werkzaamheden, na eerst de zaak naar Loho bij Birmingham verplaatst te hebben.
Daar Boulton niet over een groot kapitaal beschikken kon, maar ook alle eigenschappen bezat om de voortbrengselen hunner kunst ter markt te brengen, steeg de onderneming in korten tijd tot een grooten bloei.
De teruggetrokken en stille Watt zou moeielijk een beteren kompagnon hebben kunnen aantreften, want de ondervinding leerde, dat men niet voor tegenspraak terug moest wijken en alle kunst der overreding noodzakelijk was om de nieuwe uitvinding een weg te openen.
Ja, 50.000 ponden waren door de onderneming uitgegeven, voor dat deze eenig voordeel afwierp.
De stoommachien werd tot 1780 slechts voor het waterpompen in de kolenmijnen benuttigd.
Watt echter dacht nu de belangrijke verbetering uit, welke de groote veranderingen moest aanbrengen, die sedert dien tijd de meeste technische bedrijven ondergaan hebben, welke niet onmiddellijk van handenarbeid afhangen.
Men moest namelijk de op- en neêrgaande beweging in eene draaiende veranderen, en hierdoor de machien voor molens, enz. dienstbaar maken.
Reeds in 1780 maakte Watt een proefmodel, ingericht naar het voorbeeld eener draaibank; dit denkbeeld werd hem op eene schelmachtige wijze ontnomen en door een ander tot uitvoering gebracht.
Daar deze zich hiervan een patent had laten geven, zag Watt zich genoodzaakt de oorspronkelijke gedachte door eene andere te vervangen, waarin hij nu op eene hoogst behendige wijze de zoogenaamde zons- en planetenbeweging invoerde.
Het werk bleef echter nog altijd onvolmaakt, zoolang de zuigerstang met den evenaar der machien door een keten verbonden bleef; deze keten toch kan wel naar boven trekken maar niet naar beneden drukken.
Het gelukte Watt door eene doelmatige vinding ook deze zwarigheid op te heffen.
De machien kreeg hierdoor juistheid en zekerheid in hare beweging, en werd veel minder kostbaar; niet alleen toch verbrandde zij een derde minder kolen, maar ook al hare deelen werden veel kleiner en konden dus goedkooper gemaakt worden.
Het zoude ons te ver voeren, wanneer wij bij de vele nieuwe aanwendingen die Watt der stoommachien gaf, wilden blijven stilstaan, of ons bezig houden met de menigte kleinere uitvindingen, die zijn scheppend vernuft daarstelde.