bezoeker, overal waar hij zich wendt, aangenaam verrast wordt door de heerlijkste gewrochten van natuur en kunst, die hier als het ware met elkaêr schijnen te wedieveren.
Als men een blik over het geheel laat gaan, kan het niet anders of men krijgt een grootschen indruk van de macht der Amerikanen, eene macht die wij niet altijd willen erkennen, maar waarvoor wij toch onder zullen moeten doen als wij den uitslag van de bekroningen vernemen.
Eenige jaren geleden is te New-York eene internationale tentoonstelling georganiseerd, doch zij kan met die van Philadelphia nauwelijks vergeleken worden. Alles wat men daar ziet is grootsch en gaat in verscheidenheid van inrichting alles te boven wat zelfs de tentoonstellingen van Londen, Parijs en Weenen aanboden. Aan de kleinste bijzonderheden kan men duidelijk zien dat bij de regeling een genie heeft voorgezeten, het genie eener natie die 45 millioen inwoners telt.
De Amerikanen zijn rusteloos werkzaam geweest om het geheel te doen gelukken, en zijn daarbij met eene geestkracht te werk gegaan waarvan zij alleen het geheim schijnen te bezitten. Zij hebben gehandeld zooals het in hunne zinspreuk staat uitgedrukt: spoedig, en het moet gezegd worden, er ontbreekt niets aan.
De tentoonstelling zelve beslaat eene ruimte van 236 roeden, behalve de stallingen voor paarden en vee. Alleen de gebouwen nemen 50 roeden plaats in, wat eene oppervlakte geeft van 2.107.000 vierkante voeten, zoodat dit nog 10 roeden meer is dan de tentoonstelling te Weenen en 3 roeden meer dan die van Parijs.
Het is aan alles duidelijk waar te nemen, dat de Amerikanen iets hebben willen voortbrengen wat de gansche wereld tot dusverre nog niet heeft aangeboden.
Wij zouden hier een reeks van cijfers kunnen neêrschrijven om onzen lezers een denkbeeld te geven van de kolossale uitgebreidheid der terreinen en de reusachtige afmetingen der gebouwen, doch wij vreezen dat ons doel daardoor niet zou worden bereikt. Men maakt zich gemeenlijk een veel te klein denkbeeld van cijfers en er bestaat voor vele menschen zoo heel veel verschil niet tusschen 10.000 en 100.000 meters, daar het hoogst moeielijk is zich onder het lezen dergelijke afmetingen voor oogen te stellen. Wij onthouden er ons dus van en gaan liever over tot de beschrijving der bijzonderheden.
Behalve de 150 nevengebouwen kunnen wij vijf gebouwen, als eigenlijk de tentoonstellingsgebouwen uitmakende, opgeven. Alle vijf hebben eene afzonderlijke strekking, waaraan dan ook hun naam ontleend is. In de nijverheids-hal zijn de industrieele voorwerpen van allen aard en soorten opeengehoopt; de machine-hal, het paleis der schoone kunsten, de tuinbouw-hal en de landbouw-hal duiden vanzelf door hunne namen aan wat zij bevatten.
De nijverheids-hal spant echter boven alle, zoowel in pracht als in uitgebreidheid, de kroon. Zij is opgetrokken uit ijzer en steen en heeft vier ingangen, op de manier van triomfbogen gebouwd. Als men dat gebouw binnentreedt, zou men niet zeggen dat het zoo uitgestrekt was, want alles komt zoo evenredig voor, dat de verbazende grootte nauwelijks in het oog valt en hoogst natuurlijk schijnt.
Hetzelfde is het geval met de andere gebouwen, doch juist die schijnbare tegenstrijdigheid is het welsprekendste bewijs dat de inrichting der tentoonstelling uitstekend geslaagd mag heeten. Waren toch de gebouwen niet opgepropt met de goederen van inzenders der geheele wereld, hunne ruimte zou meer in het oog vallen, wat nu niet het geval is.
Wanneer men eene wandeling wilde doen door de nijverheids-hal, zou men tamelijk goed door moeten stappen en zich vooral nergens lang ophouden, om in één dag klaar te komen, ten minste als men na die wandeling met recht zou willen zeggen dat men overal geweest was. Het zijn goede voetgangers die 11 mijlen per dag afleggen en toch, al schijnt het ongeloofelijk, in de nijverheids-hal moet men 11 mijlen maken, alvorens te kunnen zeggen dat men overal geweest is.
En nu het machien, waarvan wij hooger spraken. De beweger Corliss bestaat, zooals men ziet, uit twee werktuigen met balanciers. Grooter dan deze zijn er tot dusverre niet gemaakt, volgens de gecombineerde stelsels van Watt en Wolff. Die machienen zijn 13 meters hoog, wegen 900.000 kil. en hunne volants van 10 meters doorsnede, hebben een gewicht van 70.000 kil.
Ieder balancier weegt 22.000 kil. Die machienen hebben, zooals gezegd is, eene kracht van 1400 paarden en deze zou tot 2800 kunnen gebracht worden. Het geheel staat op een platform van 18 meters doorsneê, gevestigd op de meest solide fondementen.
De beweger is door amerikaansche werklieden van amerikaansch ijzer en staal gegoten en gesmeed.