De keldermeester.
De schilder Franz Meerts stelt ons een keldermeester voor in een klooster, op het oogenblik dat hij de omvlochten kruiken met wijn, voor het Misoffer bestemd, vult. De oogst in de wijnbergen van het klooster is afgeloopen; met een weinig goeden wil kan men zich, voor dit tafereeltje, in een onzer abdijen: te Tongerloo, te Averbode of te Westmalle verplaatsen.
Daar, in die kloostergestichten, is de wijnberg nog in voege en wint men jaarlijks, als de druif gelukt, eene zekere hoeveelheid witten wijn, die aangenaam van smaak en vooral bijzonder zuiver is.
De wijnbergen zijn nog het overschot van eene tamelijk aanzienlijke wijnteelt welke, in vroegere dagen, in onze Kempen bestond. De wingerd kronkelde tot de 16e en 17e eeuw, zijne ranken langs schier al onze huizen, ja, tot zelfs langs de gevels in de steden. Buiten was de wingerd als iets onmisbaars; hij omlijstte de vensters, hij omvatte de deuren, hij omkranste gansch het huis.
Onze oude overleveringen zeggen, dat er in onze landstreek veel wijn werd gemaakt, en Karel V dronk dezen bij voorkeur. Het klimaat moet echter een hinderpaal zijn geweest, dat de teelt ieder jaar een gunstig resultaat opleverde. Hoe het zij, de wingerden en zelfs de wijnbergen waren hier zeer talrijk, en men verwijt aan Maarten van Rossem - die echter geen matigheidvoorstander was - dat hij deze plantagiën in onze Kempen grootendeels heeft verwoest.
Het schilderstuk van Meerts hoort in de kollektie van onzen uitgever thuis.