Daar kwam op eens een keizerlijk bevel dat hem gelastte zijne posten op te heffen en de rijksposten in zijne staten toe te laten. De keurvorst weigerde echter het keizerlijk bevel ten uitvoer te brengen en handhaafde zijn eigen post.
In het antwoord dat hij op de keizerlijke order zond, ontzegde hij den keizer het recht zich alleen en uitsluitend het monopolie van de post toe te eigenen.
De keizer liet het bij deze weigering, ten minste het is niet bekend dat hij zedelijke of dwangmiddelen gebruikt heeft om den keurvorst tot andere gedachten te brengen.
Het voorbeeld, door Brandenburg gegeven, werd spoedig door Brunswijk-Lüneburg, Saksen en andere Staten gevolgd.
Eene onderneming, waarvan de profijten voor handel en algemeene welvaart reeds zoo duidelijk gebleken waren, kon niet nalaten spoedig door andere landen gevolgd te worden.
De navolging was echter gebrekkig. Nederland maakte echter hierop eene schitterende uitzondering, en dit kon wel niet anders in een land waar de handel een zoo hooge vlucht genomen had en waar men bijna met alle landen in nauwe betrekking stond.
Wat onbegrijpelijk mag heeten is dat Engeland - dat van ouds gewoon was aan zoo menige nieuwigheid, wier gelukken en voordeelen niet altijd verzekerd waren, den eersten stoot te geven - in zake van de post zoogoed als tot de achterhoede behoorde.
Tot 1840 toch was de post daar te lande nog zoogoed als in den natuurstaat. De Staat toch ontsloeg zich voor dien tijd van den last van eigen beheer en toezicht, door de posten aan meestbiedenden te verpachten.
In Frankrijk werd het laatste verdrag met de postmeesters-generaal door het decreet van den 12 januari 1770 opgeheven en de post door den Staat overgenomen.
Napoleon liet de administratie, die tot toen zorgeloos en onbekwaam gedaan was, naar een bureel-stelsel inrichten, zoodat er meer eenheid kwam in het algemeen bestuur.
Het cabinet noir van Fouché, dat er niet tegen opzag het brievengeheim te schenden, bracht de fransche post in een slechten reuk en het hierdoor ontstane wantrouwen bracht veel nadeel bij.
De post van Rusland, waarvan reeds Peter de Groote de eerste grondslagen gelegd had, had door de groote uitgebreidheid des rijks met groote moeielijkheden te kampen.
In den laatsten tijd, voornamelijk tijdens de regeering van den tegenwoordigen keizer, zijn er gewichtige verbeteringen in deze dienst aangebracht.
Het postbeheer in de zuidelijke landen als Spanje en Italië is op fransche leest geschoeid, zooals bijna alles wat daar aan het hedendaagsche leven herinnert eene fransche navolging is.
In de Vereenigde-Staten van Noord-Amerika laat het postwezen in zekerheid en snelheid niets te wenschen over; ook de Middel-Staten en de Staten van Zuid-Amerika hebben een eigen post, ja, op het internationale postcongres in 1868 te Parijs gehouden, was zelfs de post der Sandwich-eilanden vertegenwoordigd.
Dit congres heeft echter geene belangrijke voordeelen voor de post opgeleverd: evenals op zoo menige congressen en bijeenkomsten, liep het ook hier op niets uit.
Het beheer van de post is in alle beschaafde landen dus een dienst van den Staat geworden, en behoort voornamelijk thuis bij het departement van den minister van financiën.
De ambtenaren worden door den minister aangesteld na een examen te hebben ondergaan, dat zich hoofdzakelijk bepaalt tot de kennis van landen, steden, dorpen, vlekken, gehuchten.
Behalve de landpost heeft men nog een zeepost, gewoonlijk de maildienst of de messagerie maritime geheeten.
In Engeland, Frankrijk, Italië, Spanje, de Vereenigde-Staten is de zeepost voornamelijk in handen van particulieren, die echter genoeg waarborgen opleveren dat de Staat hun de maildienst kan toevertrouwen. Pruisen, Rusland, Denemarken, België en Nederland onderhouden de maildienst onmiddellijk voor staatsrekening, door middel van staats- of gehuurde schepen.
Van het hoogste belang voor de veiligheid en de zekerheid van het postverkeer zijn de onderlinge betrekkingen tusschen de Mogendheden.
Vandaar dat de regeringen al vroeg op het gedacht kwamen om onderlinge postovereenkomsten te sluiten, hetgeen in den laatsten tijd nog meer eene noodzakelijkheid is geworden, nu bij de uitbreiding, vorderingen en veroveringen des handels, de betrekkingen der landen, zelfs der meest verwijderde, zoo groot zijn geworden.
Er bestaan tusschen Europa en andere werelddeelen regelmatige postverbindingen tot op 8000 engelsche mijlen (Engeland-Calcutta), tot op 9000 engelsche mijlen (Valparaiso), tot op 11000 engelsche mijlen (Shanghai), tot op 12000 engelsche mijlen (Melbourn, van Londen over Marseille en Suez in 45 dagen te bereiken), de langste op aarde tot op 15000 engelsche mijlen (van Southampton naar Nieuw-Zeeland).
Bij zulke verbazende afstanden zijn de brieven onder de bescherming der tusschen de regeringen gesloten traktaten, en even veilig kan men een brief naar Madras, Boston of Melbourn verzenden als naar Amsterdam of Brussel.
Deze verdragen zijn als heilig en het schenden van het briefgeheim behoort in alle beschaafde landen tot de crimineele misdaden.