Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 8 (1875-1876)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 8
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 8Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 8

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (26.80 MB)

Scans (1267.55 MB)

ebook (26.64 MB)

XML (3.06 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 8

(1875-1876)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

De europeesche post.

Het kan onzen lezers niet anders dan aangenaam zijn iets naders over de post te vernemen en, al is het dan ook bij wijze van vogelvlucht, een blik te slaan op hare geschiedenis en op hare inrichting.

Wanneer wij toch bedenken dat wij met Parijs, Rome, New York even gemakkelijk en zeker kunnen korrespondeeren als met Brussel, dat, wanneer wij onze gelden aan de post toevertrouwen, wij minder vrees hoeven te hebben dan wanneer wij ze in onze brandkas hadden, dan kunnen wij ons niet anders dan verwonderen over de heilzame inrichting, die hare vertakkingen heeft door de heele beschaafde wereld.

En de honderde persoonlijke en staatsbelangen nog daargelaten die er meê gemoeid zijn - wat zouden wij beroofd zijn van een groote veraangenaming des levens als het postwezen nog in het oude tijdperk verkeerde!

Ouders, betrekkingen en vrienden, die de meesten onzer niet verondersteld worden altijd rondom zich te hebben, al die panden waaraan ons hart gehecht is en die wij achtergelaten hebben, zouden voor ons zoogoed als dood en verloren zijn.

Wie zou onzen brief door den verren afstand dragen om hem ter hand te stellen aan dengene, met wien wij ons te onderhouden hebben?

Bij de oostersche volken en later bij de Grieken en Romeinen schijnt de post ook nog in staat van kindsheid verkeerd te hebben.

Wij lezen ten minste nergens van postbeambten of van brievenbestellers, die een aangeteekenden brief binnenpalmden.

Wanneer men een brief naar een ander had over te brengen, liet men het doen door een bode.

Bij de belegering van Troje schijnt men reeds koeriers gehad te hebben, want Vondel spreekt in zijn Palamedes uitdrukkelijk van een zekeren spion, die een brief had over te brengen naar Priamus, maar die nog intijds gevat werd door Ulysses en andere brave lieden.

Cyrus en Darius, koningen van Perzië, schijnen reeds een voorgevoel gehad te hebben van wat later de post voor een beschaafden Staat wezen zou, want Herodotus maakt melding dat zij in hun reusachtig rijk een soort van postdienst ingericht hadden, natuurlijk uit niets anders bestaande dan uit koeriers, die zij heen en weêr lieten loopen en die mischien niets anders te doen hadden en hiervoor dan ook behoorlijke betaling genoten.

Dit beginsel van post in het perzische rijk zal wel geen ander doel gehad hebben dan de satrapen bekend te houden met wat er in Suza, de hoofstad des rijks, voorviel.

 

Uit de geschiedenis en uit de brieven van Cicero weten wij dat er in het romeinsche rijk,

[pagina 300]
[p. 300]

en voornamelijk van Rome uit, een min of meer ingerichte cursus publicus bestond.

Vooreerst had deze bevelen en depêches van de regeering over te brengen, en ook hooggeplaatste personen, zooals bijv. Cicero, konden hunne brieven hieraan gerust toevertrouwen.

Het was een soort van post, al was zij er dan ook naar en alleen ten dienste van den Staat.

Een dergelijke inrichting als de romeinsche vond men later in het rijk van Karel den Groote, bij de moorsche koningen en de kalifen in Spanje en bij de latere verschillende ridderorden, ontstaan tijdens of na de kruistochten.

Ons begrip van post kan men echter onmogelijk op deze inrichtingen toepassen. Zij waren toch niet veel meer dan een bodendienst, die bevelen, schikkingen of brieven overbrachten; zij waren alleen ten dienste van degenen, die ze hadden opgericht en onderhielden, en geen ridder of poorter had recht zulk een bode met een brief te belasten.



illustratie
DE KUPERSGASTEN, NAAR EEN SCHILDERIJ VAN PORTIELJE (in het bezit van den uitgever).


Dat de post in dienst treedt van den handel en alsdan eenigszins de publieke belangen tracht te bevorderen, vinden wij alleen een eeuw of wat later bij de Hanze-steden, die onderling een post georganiseerd hadden om op de hoogte te blijven van de verschillende marktkoersen.

Het duitsche rijk alleen komt de eer toe het eerst een redelijk begrip gegeven te hebben aan het postwezen.

De eerste geregelde postdienst werd ingericht door Frans von Taxis, van het oostenrijksch vorstenhuis Thurn en Taxis, in het jaar 1516.

Weenen en Brussel waren de eerste bestemmingsplaatsen. Dat zulk eene onderneming aan de meesten gewaagd en belachelijk voorkwam, zullen wij niet hoeven te zeggen.

Het is het lot van alle groote instellingen en verschijnselen, in den aanvang, in het opkomen met spot en minachting begroet te worden.

De onderneming van Frans von Taxis ontging het algemeene lot ook niet en de menschen konden maar niet begrijpen dat het vervoer van brieven en pakketten zooveel kon opleveren, dat men hiervan het onderhoud der paarden en postbeambten kon bekostigen.

Niet lang echter zou de vader van de europeesche post de lachers tegen zich hebben en

[pagina 301]
[p. 301]

vooral de kooplieden begonnen spoedig bij te draaien, toen zij zagen dat men door middel van de post op de hoogte kon blijven van den koers der wissels, den prijs der koopwaren, zonder dat het noodzakelijk was dat men hiervoor een reis naar Antwerpen of Brussel deed.

Toen men eenmaal de groote voordeelen leerde schatten die de onderneming voornamelijk voor den handel afwierp, duurde het ook niet lang of de post, zooals haar Frans von Taxis in het leven riep, verbreidde zich over alle duitsche rijkslanden.



illustratie
WASHINGTON HET KOMMANDO AANVAARDENDE, NAAR JOHN. S. DAVIS.


Keizer Rudolf II benoemde Leonard von Taxis, den zoon van Frans von Taxis, tot generaal-postmeester van het heele rijk, terwijl deze waardigheid op zijnen zoon overging.

Het duurde dan ook niet lang of het recht om posten in Duitschland aan te leggen, werd door de keizers in beslag genomen.

Dit gaf aanleiding tot een hevigen strijd tusschen den keizer en de rijksvorsten, een strijd die bijna twee eeuwen duurde en dikwijls op de rijksdagen en de kieskapittels het voornaamste onderwerp der beraadslagingen uitmaakte, totdat Frederik, de keurvorst van Brandenburg, de Groote zoogezegd, en de grondlegger van het koninkrijk Pruisen, de moeielijkheid en het geschil op de hem eigenaardige manier oploste.

 

Hij had namelijk in 1648 eigen posten in zijne staten laten aanleggen en de steden Dantzig, Hamburg, Brunswijk en Hanover binnen zijnen kring getrokken.

Van af Kleef tot Königsbergenliepen zijne posten onafgebroken De dienst was zeer goed ingericht en het tarief was veel geringer dan dat der rijksposten,

[pagina 302]
[p. 302]

Daar kwam op eens een keizerlijk bevel dat hem gelastte zijne posten op te heffen en de rijksposten in zijne staten toe te laten. De keurvorst weigerde echter het keizerlijk bevel ten uitvoer te brengen en handhaafde zijn eigen post.

In het antwoord dat hij op de keizerlijke order zond, ontzegde hij den keizer het recht zich alleen en uitsluitend het monopolie van de post toe te eigenen.

De keizer liet het bij deze weigering, ten minste het is niet bekend dat hij zedelijke of dwangmiddelen gebruikt heeft om den keurvorst tot andere gedachten te brengen.

Het voorbeeld, door Brandenburg gegeven, werd spoedig door Brunswijk-Lüneburg, Saksen en andere Staten gevolgd.

Eene onderneming, waarvan de profijten voor handel en algemeene welvaart reeds zoo duidelijk gebleken waren, kon niet nalaten spoedig door andere landen gevolgd te worden.

De navolging was echter gebrekkig. Nederland maakte echter hierop eene schitterende uitzondering, en dit kon wel niet anders in een land waar de handel een zoo hooge vlucht genomen had en waar men bijna met alle landen in nauwe betrekking stond.

Wat onbegrijpelijk mag heeten is dat Engeland - dat van ouds gewoon was aan zoo menige nieuwigheid, wier gelukken en voordeelen niet altijd verzekerd waren, den eersten stoot te geven - in zake van de post zoogoed als tot de achterhoede behoorde.

Tot 1840 toch was de post daar te lande nog zoogoed als in den natuurstaat. De Staat toch ontsloeg zich voor dien tijd van den last van eigen beheer en toezicht, door de posten aan meestbiedenden te verpachten.

In Frankrijk werd het laatste verdrag met de postmeesters-generaal door het decreet van den 12 januari 1770 opgeheven en de post door den Staat overgenomen.

Napoleon liet de administratie, die tot toen zorgeloos en onbekwaam gedaan was, naar een bureel-stelsel inrichten, zoodat er meer eenheid kwam in het algemeen bestuur.

Het cabinet noir van Fouché, dat er niet tegen opzag het brievengeheim te schenden, bracht de fransche post in een slechten reuk en het hierdoor ontstane wantrouwen bracht veel nadeel bij.

 

De post van Rusland, waarvan reeds Peter de Groote de eerste grondslagen gelegd had, had door de groote uitgebreidheid des rijks met groote moeielijkheden te kampen.

In den laatsten tijd, voornamelijk tijdens de regeering van den tegenwoordigen keizer, zijn er gewichtige verbeteringen in deze dienst aangebracht.

Het postbeheer in de zuidelijke landen als Spanje en Italië is op fransche leest geschoeid, zooals bijna alles wat daar aan het hedendaagsche leven herinnert eene fransche navolging is.

In de Vereenigde-Staten van Noord-Amerika laat het postwezen in zekerheid en snelheid niets te wenschen over; ook de Middel-Staten en de Staten van Zuid-Amerika hebben een eigen post, ja, op het internationale postcongres in 1868 te Parijs gehouden, was zelfs de post der Sandwich-eilanden vertegenwoordigd.

Dit congres heeft echter geene belangrijke voordeelen voor de post opgeleverd: evenals op zoo menige congressen en bijeenkomsten, liep het ook hier op niets uit.

Het beheer van de post is in alle beschaafde landen dus een dienst van den Staat geworden, en behoort voornamelijk thuis bij het departement van den minister van financiën.

De ambtenaren worden door den minister aangesteld na een examen te hebben ondergaan, dat zich hoofdzakelijk bepaalt tot de kennis van landen, steden, dorpen, vlekken, gehuchten.

Behalve de landpost heeft men nog een zeepost, gewoonlijk de maildienst of de messagerie maritime geheeten.

In Engeland, Frankrijk, Italië, Spanje, de Vereenigde-Staten is de zeepost voornamelijk in handen van particulieren, die echter genoeg waarborgen opleveren dat de Staat hun de maildienst kan toevertrouwen. Pruisen, Rusland, Denemarken, België en Nederland onderhouden de maildienst onmiddellijk voor staatsrekening, door middel van staats- of gehuurde schepen.

Van het hoogste belang voor de veiligheid en de zekerheid van het postverkeer zijn de onderlinge betrekkingen tusschen de Mogendheden.

Vandaar dat de regeringen al vroeg op het gedacht kwamen om onderlinge postovereenkomsten te sluiten, hetgeen in den laatsten tijd nog meer eene noodzakelijkheid is geworden, nu bij de uitbreiding, vorderingen en veroveringen des handels, de betrekkingen der landen, zelfs der meest verwijderde, zoo groot zijn geworden.

Er bestaan tusschen Europa en andere werelddeelen regelmatige postverbindingen tot op 8000 engelsche mijlen (Engeland-Calcutta), tot op 9000 engelsche mijlen (Valparaiso), tot op 11000 engelsche mijlen (Shanghai), tot op 12000 engelsche mijlen (Melbourn, van Londen over Marseille en Suez in 45 dagen te bereiken), de langste op aarde tot op 15000 engelsche mijlen (van Southampton naar Nieuw-Zeeland).

Bij zulke verbazende afstanden zijn de brieven onder de bescherming der tusschen de regeringen gesloten traktaten, en even veilig kan men een brief naar Madras, Boston of Melbourn verzenden als naar Amsterdam of Brussel.

Deze verdragen zijn als heilig en het schenden van het briefgeheim behoort in alle beschaafde landen tot de crimineele misdaden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken