De Kuipersgasten.
Potgieter, een hier weinig of niet gekend hollandsch schrijver, doch die in Nederland naam heeft - ofschoon hij die enkel en alleen verdient om zijne kritische studiën, ter wijl hij niets meer is dan eene middelmatigheid in zijne verzen - Potgieter noemt ergens in gemelde studiën, de zucht om in kunst te daguereotypeeren: ‘kopieerlust des dagelijkschen levens.’
Die ‘kopieerlust’ heerscht onbepaald in onze dagen en in de kunst: in letterkunde gelijk in de schilderkunst, en daar zijn zelfs beeldhouwers die zich dit genre willen eigen maken, hetgeen echter moeielijk mag gezegd worden.
Het is ontwijfelbaar dat die ‘kopieerlust’ eene groote omwenteling heeft te weeg gebracht, misschien eene te groote, dewijl hij, in de schilderkunst, schier elk ander genre, dat eene hoogere strekking bedoelde, heeft verdrongen. ‘Maar toch,’ zooals Potgieter zegt, ‘is het kunst, wanneer gij talent genoeg bezit om dat te idealiseeren; wanneer uw open zin er de natuur met liefde in waardeert; wanneer gij er van getuigen moogt, wat de italiaansche meester (Correggio) van die proeve onzer schilderschool (in het werk van OEhlenschläger) getuigt.’
‘Het is,’ zegt Antonio Allegri, die de vlaamsche meesters met hunne keukens en schoon geblonken koperwerk voor het eerst in eene galerij bewonderde, ‘het is mij nog nooit ingevallen, dat men ook zulke dingen schilderen kou..... En echter hoe blinkt dat alles in die keuken van zindelijkheid; het is een lust om te zien. Als men er door de holle hand op tuurt, dan is het of men het zonnelicht, door de wijnrankblaêren om het vensterke geslingerd heen, in den koperen ketel ziet weêrkaatsen.....’
Wat ons betreft, wij waardeeren dit genre hoog, doch nog hooger wanneer zich bij de trouwe weêrgeving der natuur, eenig denkbeeld paart en het volk, dat men uitwendig zoo trouw nabootst, ook inwendig aanschouwelijk wordt ge-