Curiositeiten.
spinoza. - Aan dien zoogezegden filosoof wordt nu in Nederland een gedenkteeken opgericht. Ons dunkt dat onze noorderburen het dure marmer of het kostbare brons aan wat beters konden besteden, niet alleen omdat Spinoza een loochenaar, maar nog omdat hij enkel een kopist was en zijn stelsel aan anderen ontleend heeft.
Als mensch, vertelt Basnage, was Spinoza heel eenvoudig een man zonder takt en van wien men mocht zeggen, evenals van dien zoogezegden wijsgeer der oudheid: de trotschheid kijkt door de gaten van uwen mantel. Immers, die schrijver vertelt het volgende van hem:
‘De prins van Condé, die veel van zonderlinge verstanden hield, kreeg lust om Spinoza te zien. Deze, die met zijn ouden slaaprok niet naliet, zeer gevoelig te zijn in 't stuk van eer en naar de onsterfelijkheid te haken, ondernam in een zeer hachelijk tijdsgewricht de reis naar Utrecht. Deze tocht deed het volk tegen hem morren, en was niet alleen onvoorzichtig, maar ook vruchteloos, want hij kon den prins niet meer zien, daar die eenige dagen te voren reeds uit Utrecht vertrokken was.’
Zoo weinig verstand, zegt een ander schrijver, had Spinoza van welvoegelijkheid. Misschien deed hij het wel om aardig te schijnen en van zich te doen spreken. Hij begreep dus niet eens dat hij in zulk eene kleeding niet zou toegelaten worden. Zou, gaat die schrijver voort, die oude slaapjapon geen goed costuum zijn om hem, op zijn voetstuk, aan te geven?
Ons dunkt dat dit denkbeeld voortreffelijk zijn zou.
het glas. - In een hollandsch dagblad vinden wij een belangrijk artikel, het verslag over eene wetenschappelijke voordracht, in den Haag gegeven door Dr. Brester, van Delft, en handelende over het glas.
Schier de eenige geleerde die hier, in ons midden, op eene recht populaire wijze, de wetenschap behandelt, is onze voortreffelijke vriend de Beucker; wij kunnen wel niet verlangen een half dozijn de Beucker's te vinden; doch wij zouden ons al licht met eenige graden kennis minder kunnen tevreden stellen.
In afwachting dat wij Vlamingen zullen zien optreden, die het goudstuk der wetenschap in nickel zullen veranderen en alzoo onder het volk rondstrooien, zullen wij zooveel mogelijk in die leemte voldoen en, waar onze krachten te kort schieten, de macht onzer buren inroepen.
Zoo introduceeren wij nu Dr. Brester, en doen hem, met eene gunstige verhandeling, bij onze vlaamsche vrienden kennen.
Het verhaal van onze kinderjaren, zegde spreker, dat de Pheniciërs het glas zouden hebben ontdekt, wordt tegengesproken door latere onderzoekingen, die geleerd hebben, dat aan de Egyptenaren (1500 j.v.K.) de eer toekomt van de vinding van het glas.
De priesters van Vulkaan in Thebe en Memphis schijnen de eerste glasblazers te zijn geweest. Dat het in den aanvang een zeer kostbaar artikel was en tegen goud opwoog, blijkt hieruit, dat de Egyptenaren ten tijde van keizer Aurelianus hun belasting aan Rome in glas opbrachten. Uit Egypte vond het glas zijn weg over Griekenland naar Rome, waar het onder keizer Nero het eerst als een kostbaar luxe-artikel verscheen.
Van de toepassing voor vensterruiten was toen in de verste verte nog geen spraak. De Romeinen gebruikten daartoe mika of glimmer, dat nu ook nog in Siberië en op de meeste russische oorlogschepen voor dat doel wordt aangewend.
Van de voorwerpen, die toenmaals van glas werden vervaardigd, kon men zich eenig denkbeeld vormen bij de opgravingen van Herculanum en Pompeji. Vensterruiten werden toen niet gevonden. Dat overigens het glas eeuwen lang een prachtartikel bleef, bewijst het merkwaardig feit, in de jaarboeken van de oostersche geschiedenis opgeteekend, dat eerst omstreeks 500 j n.K. de Sophiekerk te Konstantinopel met glazen ruiten werd versierd.
Tot het einde der 17e eeuw waren de vensterruiten in Europa nog betrekkelijk schaarsch en in de laatste jaren der vorige eeuw waren er nog vele woningen in Duitschland, welker vensteropeningen door traliewerk werden afgesloten.
De beroemde venetiaansche glas-industrie dagteekent van de 13e eeuw. Zij stond toen zoo hoog in aanzien, dat de trotsche patriciërs van de dogenstad het zich tot een eer rekenden hun dochters aan glasblazers uit te huwen, terwijl zulk een vereeniging met een ander werkman onverbiddelijk het verlies van den adelstand ten gevolge had.
In Frankrijk was men misschien nog meer ingenomen met de glas-industrie; daar bestond toch de bepaling, dat alleen edellieden haar mochten beoefenen, en de gentilhommes verriers hebben nog lang een min of meer gewichtige rol gespeeld.
Ook de spiegel fabricatie werd te Venetië het eerst in practijk gebracht en later ook in Frankrijk, onder Colbert, zeer in bescherming genomen. In Nederland heeft de glas-industrie nooit bijzonder gebloeid en op dezen dag bestaan er slechts 22 fabrieken, die buitendien nog afhankelijk zijn van het buitenland, terwijl jaarlijks nog voor 1½ millioen aan glas voor het inlandsch gebruik moet worden ingevoerd.
Wat het glas is, hoe het bereid wordt en hoe men te werk gaat om het zijn verscheidenheid van vormen te geven en het verder af te werken, de beantwoording van die vragen had spreker zich ten taak gesteld.
Het glas wordt verkregen door twee kiezelzure zouten in bepaalde verhoudingen bij elkaêr te voegen en scheikundig te verbinden, zoodat een geheel nieuw lichaam ontstaat, waarin geen spoor van de bestanddeelen is te bespeuren en dat dan ook geheel andere eigenschappen vertoont.
Aan die eigenschappen heeft het glas zijn hooge waarde te danken. Het is kleurloos en doorschijnend, hard en bestand tegen de werking van lucht en water, ja zelfs tegen de meeste scheikundige invloeden, ook tegen de inwerking van zwavelzuur, dat al zeer weinig stoffen onaangetast laat.
Een andere eigenschap, dat het glas door hitte gesmolten kan worden, vindt haar toepa sing bij het gieten, bv. van spiegelglas.
Maar dat smelten heeft niet plaats zooals bij het ijs, dat plotseling overgaat in den vloeibaren toestand: neen, eerst wordt het glas buigzaam en kan in dien toestand geplet, geknipt, gebogen worden, kortom, alle bewerkingen ondergaan en allerlei vormen aannemen.
Zoo helder en zoo zuiver als glas zijn spreekwoordelijke gezegden geworden, die een nieuw bewijs zijn van de kostelijke eigenschappen dier stof. Daar tegenover staat echter: zoo broos als glas, maar die schaduwzijde is - gelijk straks zal blijken - tegenwoordig ook al zoo donker niet meer.
Om nog eene eigenschap te noemen, wel een van de belangrijkste: het glas is nog al goedkoop, daar de materialen niet duur zijn.
Het gewone en dus het meeste glas wordt gemaakt van gewoon zand, kalk en soda, welke bestanddeelen in een bepaalde verhouding bijeen gevoegd en tot een hooge temperatuur verhit, de straks genoemde scheikundige verbinding mer elkaêr aangaan.
De temperatuur, welke vereischt wordt om het glas te smelten, is het smelpunt van gegoten staal, zoodat men kan nagaan welk een overgroote hoeveelheid brandstof door de glasovens verslonden wordt.
Die ovens kunnen het dan ook niet lang uithouden en de aarden kroesen, waarin de mate-