Nadenken.
Alleen zijn in de wereld! Dat denkbeeld moet folterend zijn, en des te folterender als de afgestorvene vader allen voorspoed, erger dan dat, de broodwinning meê ten grave heeft genomen. In dien toestand moet het jonge meisje, dat de schilder Lantseer ons voorstelt, zich bevinden.
't Is een slapelooze nacht geweest; zij heeft zich niet te ruste begeven. Gansch den nacht door heelt zij het ouderhuis, dat zij zelf weldra zal moeten vaarwel zeggen, met de beelden van allen, die haar lief waren op deze wereld, bevolkt. Dan ook heeft zij gebeden en troost gezocht in het Godsboek.
Het kaarslicht is schier uitgedoofd, het koude morgenlicht breekt door de wolken; de klokken luiden ter vroegmis en geven haar nieuwe herinneringen - herinneringen van hare eerste Communie, van blijde feestdagen.....
Lasciate ogni speranza heeft de nacht haar toegeroepen: doe afstand van alle hoop, doch de morgen is weldoender voor haar, want het licht, de klare en heldere hemel, de zilverige klokketoon - alles zegt haar: geloof, vertrouw en hoop!