prachtige Händelorkest; plaatst men zich in dit transept met het orkest aan de linkerhand, dan heeft men aan beide zijden des schips de zoogenaamde hoven (Courts), die eene voorstelling geven van de egyptische, grieksche, romeinsche, moorsche, assyrische, byzantijnsche, engelsche, fransche en italiaansche kunst en cultuurontwikkeling; door een muur hiervan gescheiden ligt de tropische afdeeling.
Met dit deel des gebouws, als zijnde door den brand verwoest, zullen wij ons eenige oogenblikken bezig houden; men kwam het eerst in den spaansch-moorschen hof, de Alhambra, die eene afbeelding leverde van het Casa real der moorsche koningen in Grenada.
Door den beroemden leeuwenhof met zijne door leeuwen gedragene fonteinen, zijne zuilen en stoute bogen kwam men in eene lange zaal, die eene rij van kamers uit het Casa real voorstelde, welke de namen droegen van zaal der gerechtigheid, zaal der Abenceragen, enz.
Deze zaal was eene bewonderenswaardige navolging van de oorspronkelijke; de trapsgewijze overgang van de schoone, vergulde zuilen tot de overhangende, moorsche bogen en van deze tot het gewelf, dat als eene zestienlijnige koepel de vier wanden der zaal verbond, was zeer getrouw weêrgegeven.
Het eigendommelijke der moorsche bouworde, hier door het kristal opgeluisterd, bracht een verrassend effect te weeg, en de pracht der oogverblindende stralen deed aan een tooverpaleis denken.
Steeds wijdden de kunstkenners aan de Alhambra hunne nauwlettendste aandacht en maakten er het voorwerp hunner oudheidkundige studiën van.
Reeds dadelijk werd de bezoeker gewaar, dat hij zich in de tropische afdeeling bevond; de temperatuur van 70° F., die de planten der heete luchtstreek koesterde, deed ook hem zijnen invloed gevoelen; zij had bij eene hoogte van 104 eene lengte van 300 voet, zoodat zij ongeveer het vijfde gedeelte van het geheele gebouw besloeg.
De ruimte in het midden werd bijna over de geheele lengte ingenomen door een met marmer belegde waterkom, aan wier vier hoeken beelden stonden, die de voornaamste menschenrassen voorstelden.
De waterkom zelve prijkt met de meest verschillende voortbrengselen uit het tropische water-plantenrijk. Trotsche varens vertoonden zich hier in haren vollen wasdom naast den ranken stengel van het suikerriet; ginds verhief de musa paradisiaca, de pisang, zijne lange en breede bladeren in de lucht; iets verder breidde de victoria regia hare prachtige en reusachtige blaêren uit.
Rondom de waterkom verhieven zich een aantal van de vreemdsoortigste boomen uit de overzeesche gewesten; het eerst viel de blik op eene uitgezochte verzameling van palmen, die van af den nederigen dadel- tot den trotschen pluimpalm een onafgebroken reeks vertoonden; verder zag men het bamboesriet, den thee- en koffieboom, den broodboom, den jamaïca-peperboom, den mango, den indiaanschen vijgenboom en andere nuttige en sieraadsplanten uit de tropische gewesten.
Het schoone en heerlijke, dat den bezoeker omringde, werd nog vermeerderd door eene verzameling van dieren, voornamelijk vogels en apen, waartoe Azië, Afrika, Amerika en Australië hun aandeel hadden geleverd; het geschreeuw der apen, die in hunne ruime kooien de boomstammen op en af klauterden, droeg niet weinig bij tot genot en afleiding.
Eveneens was een jonge hippopotamus, die in de waterkom zijn verblijf hield, de lieveling des publieks
Tusschen de reusachtige gebeeldhouwde egyptische zuilen van Rameses den Grooten en eene rij van sphinxen verhieven hooge palmen fier hunne kruinen.
Op hen zag met verachting neêr de califorsche Wellingtonia gigantea, bij de zoölogen bekend onder den naam van Mammouthsboom; de boom was oorspronkelijk 363 voet hoog; de hier geplaatste stam bereikte nog eene hoogte van 116 voet; aan zijn tegenwoordig toppunt, waar hij 15 voet omtrek had, begonnen weleer de takken; aan den grond had hij een omtrek van 31 voet; ziju ouderdom werd op 3000 jaren geschat.
Gewoonlijk bezocht de wandelaar ook den Ninivéhof, waar een der zalen van het paleis der oude assyrische koningen met wonderlijke nauwkeurigheid was weêrgegeven.
Uit de fresco's der wanden zou men de gansche geschiedenis van het ten onder gegane Assyrië hebben kunnen samenstellen; verscheidene voorwerpen waren te voorschijn gehaald uit de ruïnen van Ninivé; de zaal bestond uit eene grootere en eene kleinere kamer; de eerste bevatte de voorwerpen van godsdienstigen, de laatste van profanen aard.
Uit den Ninivéhof kwam men in een rij van vertrekken, die deels tot tentoonstelling, deels tot andere doeleinden gebruikt werden.
Naast eene kollektie produkten uit Australië had men hier eene voorstelling van het oude en nieuwe Egypte en verder van het tegenwoordige Griekenland; uit de egyptische verzameling kon men door eene deur naar den noordelijken toren komen, die evenals den zuidelijken eene hoogte had van 282 voet, en waarop men een prachtig gezicht had over den verren omtrek.
Ook bevond zich in de genoemde rij een vertrek voor de koninklijke familie, bij haar bezoek van het paleis; verder eene drukkerij, eene leerzaal, bibliotheek, enz.
Nog was er nabij de Alhambra eene zaal in oud kristelijken stijl, die verschillende stukken bevatte uit de eerste tijden des Kristendoms; daarenboven vond men kerkpoorten van Mainz, Hildesheim, Augsburg en zelfs geheele kerken in miniatuur uit de Anglo-Normaansche tijden.
De fontein in het midden der afdeeling was met mozaïken versierd en met de beelden der engelsche koningen Hendrik II, Richard Leeuwenhart en Jan zonder Land; aan de voorzijde zag men het standbeeld van Richard II.
Gaan wij thans over tot de beschrijving van den brand, die in weinige uren verwoestte wat met opoffering van ontzaggelijke geldsommen in een groot getal van jaren uit Oost en West verzameld was.
Ongelukkig brak hij op eenen zondag uit, op welken dag ingevolge de bepalingen van de engelsche wetten, die betrekking op den zondag hebben, de toegang tot het paleis verboden is; hierdoor konden de vlammen zich ongemerkt en met onbegrijpelijke snelheid verspreiden.
Ten een ure na den middag had nog een beambte de ronde in het noordertransept gedaan, en alles in den gewonen toestand bevonden, en reeds ten half twee zagen eenige in de nabijheid wonende menschen een vuurzuil uit het dak te voorschijn komen.
Zij maakten spoedig alarm en poogden de opmerkzaamheid der beambten op te wekken, doch het duurde ongeveer een half uur, eer deze te voorschijn kwamen om te vragen wat men wilde; ongelukkig was op dit oogenblik niet een der hoogere ambtenaars in het paleis aanwezig; slechts een policieagent, een hovenier en een huisbewaarder bewaakten het slapende sydenhamsche paleis.
Intusschen hadden de vlammen zich wijd en zijd door de geheele tropische afdeeling verspreid.
Met groote bereidwilligheid snelden de meest nabijzijnden toe om te blusschen, te redden, het middentransept te bewaren en alom boden om hulp uit te zenden.
Allereerst werd alles verwijderd wat zich nabij de scheidingsmuur bevond; tafels, stoelen, lessenaars, al wat men van het orkest kon vervoeren, werd naar buiten gebracht.
Gelukkig rukten weldra de spuiten der maatschappij aan en ook die van Croydon en Clapham, en verschenen de directeuren en andere hooge ambtenaars.
Men moet veronderstellen dat de geheel onverwachte uitbersting des brands en de vlammen alle aanwezigen met schrik en ontzetting vervulde en hun de tegenwoordigheid van geest ontnam, die zij zoozeer noodig hadden; anders is het niet te verklaren, dat men zelfs met levensgevaar nuttelooze pogingen aanwendde om planten en dieren uit de vuurzee te redden, in plaats van de geheele afdeeling ten spoedigste als in een zee te veranderen.
Een kostbare tijd ging verloren, en de vlammen blakerden reeds de wanden van het middenschip; terwijl er hier een met eenige kanarievogels, daar een ander met een paar uilen, ginds een derde met een arend het vuur ontliep, stierven verreweg de meeste dieren in de vlammen, en hoorde men het akelig geschreeuw der apen en het bitter gekerm van den chimpansé en het nijlpaard.
Daarenboven verbrandde de geheele verzameling van palmen, zoowel als de reusachtige Wellingtonia gigantea.
Ten half vier ure zonken de muren van het noordertransept ineen, en stortte het dak met een onbeschrijfelijk geweld en gedruisch naar beneden; gesmolten ijzer en glas vloeiden als een stroom door de afdeeling en verteerden al wat zij ontmoetten; het was een grootsch schouwspel een gebouw van 300 voet lengte in eene vuurzee veranderd te zien, waaruit de vlammen zich hemelhoog verhieven en de rookwolken te voorschijn kwamen, die het geheele gebouw soms in een nevel hulden.
Een half uur later verscheen de brandmeester, kapitein Shaw, met 100 man der londensche brigade en zeven spuiten, welke laatste in vereeniging met de reeds aanwezigen zulk een massa water in het gebouw wierpen, dat in korten tijd de brand bedwongen was.
Gelukkig dreef de wind de vlammen van het hoofdgebouw af, wellicht ware er anders niets van overgebleven; ook was het een gelukkig toeval dat de tropische afdeeling geheel van het middenschip door een muur gescheiden was, waardoor de vlammen zich geruimen tijd moesten concentreeren.
Nog den geheelen nacht woedde de brand onder de puinen voort en bleven de brandspuitgasten op de plaats, om eene nieuwe uitbersting naar het vrij gebleven gedeelte te voorkomen.
In de volgende dagen verdrong zich het publiek tusschen de puinhoopen, om de half verbrande of verbrijzelde zuilen, bogen, glas- en muurwerken te bezichtigen en zich te verdiepen in gissingen naar de oorzaak van het treurig ongeval.
De schade werd begroot op 50.000 à, 60.000 pd. st. (fr. 1.200.000 à 1.440.000, terwijl het verbrande voor eene som van 38.000 pd. st. (912.000 fr.) verzekerd was; de paleis-maatschappij leed dus eene geldelijke schade van minstens 12.000 pd. st (288.000 fr.), maar al was zij voor het geheele bedrag verzekerd geweest, dan nog was de schade onberekenbaar, daar onder de verbrande planten en dieren er een aantal waren die niet of ten minste moeielijk vervangen konden worden.