Curiositeiten.
de simos. - Onlangs heeft pater Grommingenger eene reis gedaan op de Rio-Pongo, in Senegambië, en vertelt het volgende: ‘De monding van die rivier is door een stinkend slijk bezet waarin een aantal krokodillen verblijven; maar eenige kilometers hooger is het water zeer helder en klaar. De bewoners aldaar volgen stiptelijk de wet van Mahomed; maar er bestaat op die oevers eene sekte, welke den naam van Simos draagt. Dit gezelschap heeft in den omtrek groote vertakkingen en straft de minste onbescheidenheid over zijne inrichting, statuten of opperhoofden, met den dood.
De zittingen dezer sekte hebben plaats in eene vuile zaal, onder dicht geboomte verborgen. De Simos onderscheiden zich van de andere stammen, door hunne scherp gevijlde tanden en hunne lange litteekens op den schouder. Die litteekens zijn de onderscheidingen, waardoor zij bewijzen dat zij zware proeven hebben onderstaan, en des noodig den dood zouden verduren liever dan hunne verplichtingen en hun geheim te verraden. Waar de vrijmetselarij zich al niet nestelt!
De koning van die streken, erkent het protektoraat van Frankrijk. Zijn broeder is katholiek en draagt den naam van Emmanuel Katty. Het klimaat is tamelijk gezond, maar het land is door serpenten als overweldigd. Op de rivier Farindeah, in het binnenland van de Rio-Pongo, woont eene negerin, eene groote dame, zeer verkleefd aan Frankrijk, en welke meer dan 6000 slaven bezit; op verschillende punten der rivier heeft zij batterijen met kanons en zeer goed bediend door inlandsche kanoniers, welke zij zelve met de stukken heeft leeren omgaan.’
merkwaardige visch. - Aan de oevers van het meer van Tiberias, ter plaatse van het oude Capernaüm, zijn een aantal warme bronnen, die door hare vereeniging eene tamelijk aanzienlijke beek vormen, welker water 24 gr. C. warmte bezit. In dit water leeft een visch van middelmatige grootte; op den rug is zijn kleur olijfgroen, met blauwe strepen afgezet, de buik is glanzend als zilver en met blauwe vlekken getooid. Deze visch noemt men chromis paterfamilias, en inderdaad het manneke is een waar vader van 't gezin. Wanneer toch het wijfke hare eieren in een holte van den zandachtigen bodem heeft gelegd, of tusschen het rietbosch, komt het manneke en slorpt ze op, maar verslindt ze niet; hij verbergt ze in de franjevormige deelen der kieuwen. Daar ondergaan al de eieren hunne gedaanteverwisseling: de kleinen komen uit, groeien snel, en drukken tegen elkander aan tot zij kunnen wegzwemmen. Somtijds zijn zij twee honderd in getal.