Een oogenblik aan de speeltafel.
Een bijdrage tot het Amerikaansche leven.
Men is gewoon geworden in dagbladen en tijdschriften de zonderlingste en vreeselijkste gebeurtenissen uit de nieuwe wereld te lezen, 't Zijn meestal tooneelen van moord en roof, van rechtszaken en verbintenissen waarvan wij ons nauwelijks eenig denkbeeld kunnen maken.
Bij dit alles wordt ongetwijfeld gespeculeerd op de lichtgeloovigheid van het publiek, dat behagen schijnt te scheppen in alles wat van den gewonen gang van zaken afwijkt.
Waarheid en verdichting worden dooreen gemengd en zoo komen de ijzingwekkende tafereelen in het leven, die zoo menigen lezer een valsch denkbeeld doen krijgen van de zeden en gebruiken in Amerika.
Dit belet intusschen niet dat daar somwijlen gebeurtenissen plaats hebben welke wij Europeanen ons schier niet verbeelden kunnen. Ik wil dit bewijzen uit eigen ervaring, uit een voorval waarvan ik ooggetuige was tijdens mijn verblijf in de nieuwe wereld.
Ik had toevallig een vriendschappelijke betrekking aangeknoopt met een man, die reeds op gevorderden leeftijd gekomen was en sinds vele jaren Europa verlaten had. Hij had langen tijd rondgedoold in verschillende Staten en alles beproefd om zich eene onafhankelijke positie te maken.
Hij was rijk aan ondervinding en ik mocht menige waarschuwing en raadgeving uit zijn mond hooren, die mij later goede diensten bewezen heeft.
De onrust, welke hem in vroegere jaren bezielde, had plaats gemaakt voor eene betrekkelijke kalmte; hij had nu fortuin en was eigenaar van eene stoomboot, die hem jaarlijks belangrijke sommen opleverde.
Eens op een avond dat ik mij alleen met hem op zijn kantoor bevond, bij de aanlegplaats der stoombooten, kwam ons gesprek op de speelbanken in Duitschland die nu afgeschaft zijn en waarvan zoo menigeen het slachtoffer geworden is.
Ik maakte de opmerking dat Amerika, in weerwil van alles wat men daar zag, in dit opzicht altijd ver verheven was geweest boven Europa, dat men de speelbanken kon beschouwen als een schandvlek van de europische beschaving en zoo al meer.
De oude lachte en zeide: ‘Gij schijnt geen denkbeeld te hebben van 't geen in dit opzicht hier vroeger plaats had en nog plaats grijpt. Ik zal u eens een voorval meêdeelen dat nog al belangwekkend is; wilt gij naar mij luisteren?’
Ik knikte. Wij staken een versche sigaar aan en zetten ons op echt amerikaansche wijze, dat wil zeggen zoo ongegeneerd mogelijk neder.
‘De bijzonderheden van het afzichtelijke voorval dat ik u ga vertellen,’zoo begon hij, ‘zijn mij even nauwkeurig bekend alsof ik daarbij een hoofdrol had gespeeld. Op gevaar af van in uwe achting te dalen, wil ik dan ook wel bekennen dat ik er getuige van ben geweest; 't is u dan ook overigens niet onbekend welk een rusteloos leven ik vroeger heb gevoerd.’
't Kwam mij voor, dat zijne stem eenigszins beefde toen hij de laatste woorden sprak. Hij had mij vroeger een aantal bijzonderheden uit zijn leven meêgedeeld, die niemand buiten Amerika aan de groote klok zou hangen, doch nooit had ik daarbij eenige ontroering van zijn kant kunnen waarnemen.
Na eenige oogenblikken vervolgde hij: ‘Californië was het wachtwoord. Van elken hoek der aarde stroomden allen die naar rijkdom verlangden naar het gezegende goudland.
Ik liet niet lang op mij wachten, want de zucht naar goud verteerde mij, ik dacht slechts aan goud, ik droomde van goud, ik wilde spoedig rijk worden.
Die begeerte had mij de zee doen oversteken, en mij altijd vergezeld op mijne zwerftochten. In de grootste gevaren, bij de nijpendste armoede had nooit de gedachte mij verlaten dat ik eens het toppunt mijner wenschen zou bereiken.
Nu kunt gij het goud bij schuppen te gelijk opscheppen, riep ik juichend uit, en zoo groot, zoo machtig is de gouddorst, dat ik in staat zou geweest zijn tot het plegen van een misdrijf om mijn verlangen naar het beloofde land der fortuinzoekers te bevredigen.
Californië droeg goud in zijn schoot, wij delfden het op, wij konden schatten vergaderen, doch toen braken ook de driften in volle woede los, en een drift is nooit te bevredigen, jonge vriend.
De stad San Francisco verhief zich op den rijken bodem; men wierp met het edele metaal als met slijk rond, men gaf zich aan allerlei ongebondenheid over, men dronk broederschap met den eersten den besten en schoot hem den volgenden dag als een bedrieger door het hoofd.
Nooit waagde men zich zonder revolver op de straat en ook slapende hield men dit wapen in de hand.’
Mijn oude vriend zweeg eenige oogenblikken en stak nogmaals zijne sigaar aan.
‘Men kan zich geen denkbeeld maken,’zoo vervolgde hij, ‘van het leven dat daar werd gevoerd. Het schuim van Europa was naar het goudland gestroomd, de grootste deugnieten gaven daar elkander rendez-vous, aan God en zijn gebod werd niet gedacht, het goud te bezitten en weêr te verzwelgen - dat was het eenige streven.
‘Men dacht zich boven de wet verheven en menigeen stierf te midden van zijn losbandig leven als het slachtoffer van een gewaanden vriend, die hem om zijn goud van het leven beroofde.
‘Ik ging eens met een vriend, Milly geheeten, arm in arm door de straten van Californië, toen laatstgenoemde mij op een jongeling wees, die uit een naburig huis trad. Hij stelde mij aan hem voor en noemde hem Mehrdorf.
‘De jongeling was een Duitscher en naar men geloofde aan een der kantoren verbonden. De vreemdeling was bescheiden, sprak slechts eenige woorden en verwijderde zich onder voorwendsel, dat hij zich naar zijn kant or moest begeven.
‘'t Gebeurde echter later dat ik hem in een of ander koffiehuis aantrof, op een tijdstip dat geen enkel kantoor gesloten was; daarbij scheen hij geducht te kunnen drinken. Toen ik Milly te kennen gaf dat Mehrdorf door zijne kleeding en manieren bewees, niet tot onzen stand te behooren, schudde hij glimlachend het hoofd en zeide;
‘Hij is van een deftige, maar zeer eenvoudige familie en schijnt ook hier spaarzaam te zijn, inderdaad eene loffelijke uitzondering. Dat uit zijne oogen iets rusteloos straalt, moet ons niet verwonderen: het wantrouwen valt iedereen op 't lijf, die eenigen tijd in Californië heeft doorgebracht.’
‘Ik geloofde mij vergist te hebben en deed mijn best om zoo voorkomend mogelijk tegen den jongen Duitscher te zijn. Eens dat wij ons des avonds in eene restauratie bevonden, gaf Mehrdorf herhaaldelijk een bewijs van zijne behendigheid in het gooien met proppen naar voorwerpen. Ik heb nooit iemand met zooveel zekerheid naar een doel zien werpen. Milly wilde nu met hem wedieveren, doch verloor elk oogenblik en betaalde eindelijk zijn verlies, dat intusschen niet veel bedroeg.
‘Ik wil u revanche geven,’sprak Mehrdorf, middelerwijl hij een stuk geld uit zijn zak haalde, in de hoogte wierp en wederom in zijn hand opving. ‘Kruis of munt?’vroeg hij, de gesloten hand zijn vriend voorhoudend; ‘wie het verliest, zal het gelag van dezen avond betalen.’
‘Kruis,’zei Milly.
‘Hij verloor en betaalde de echt californische rekening.
‘Toen wij ons lang genoeg in de restauratie hadden opgehouden, gaf Mehrdorf te kennen dat hij wel trek had een der speelhuizen te bezoeken. Hij had nog nooit zijne voeten in zulk een huis gezet en verzekerde ons ook dat hij niet wilde spelen; 't was alleen nieuwsgierigheid die er hem heendreef.
‘Wij lachten hem uit, wel wetende dat dergelijke voornemens op zand gebouwd worden, doch voldeden aan zijn verzoek en begaven ons naar een der voornaamste speelhuizen.
‘Het lokaal was niet groot, doch de aanwezige personen behoorden allen tot den deftigen stand en gedroegen zich als beschaafde menschen, wat intusschen niet verhinderde dat ieder een revolver voor zich op de tafel had liggen.
‘Een tijd lang bleven wij rustige toeschouwers, doch Milly kon eindelijk de bekoring niet langer weêrstaan en wierp een hand vol goud op de tafel. Hij verloor. Toen zijn goud op was, volgden de bankbiljetten; ook die verdwenen.
‘Mehrdorf werd uitgenoodigd zijn voorbeeld te volgen, doch weigerde. Milly werd allengs onrustiger, waagde grooter sommen en verloor altijd. Hij verzocht nu Mehrdorf zijne plaats in te nemen. Gij hebt nooit gespeeld, zeide hij, gij zult ongetwijfeld winnen.
‘Dat was ook zoo. Mehrdorf speelde voor Milly en werd zoozeer door de fortuin begunstigd dat iedereen het oog op hem gericht hield.
‘De speelduivel was nu geheel in Milly gevaren, hij verkeerde in een zeer opgewonden stemming en spoorde onophoudelijk zijn vriend aan nog grootere sommen te wagen. De jonge Duitscher bleef schijnbaar zeer kalm en hoopte onophoudelijk de banknoten voor zich op.’
Hier zweeg de verhaler. Hij haalde zijn zakdoek te voorschijn en wischte zich het gelaat af; nog nooit had ik hem zoo opgewonden gezien.
‘Milly,’zoo vervolgde hij na eenige oogenblikken, ‘kon zich zelven eindelijk geheel niet meer beheerschen; 't was of zijne oogen uit hunne kassen puilden, hij stond op en verwijderde zich eenige schreden van de speeltafel, doch bleef desniettemin op rood en zwart staren.
‘Eensklaps breekt hij de doodsche stilte af met den uitroep: ‘Hij is een schurk!.....hijsteekt mijne bankbiljetten in den mouw van zijn jas!’
De oude haalde diep adem. Toen vervolgde hij: ‘Ik zag om mij heen, verbleekte, nam een spoedig besluit, raapte de bankbiljetten op, sloeg een der spelers naast mij, die mij wilde vatten, met den vuist voor het voorhoofd, sprong op de tafel, van daar op de vensterbank en door het geopende raam naar buiten.
Er knalden revolverschoten, de kogels floten om mijne ooren; men schreeuwde, raasde en tierde, doch ik ontkwam. Met het geld van Milly zwierf ik door de Vereenigde Staten en met de rest vestigde ik mij hier.....’