Nieuwe boeken.
Een leugenboek.
II.
Master Lawson had nog niet teenemaal afgerekend met de moelah's, met de tiegers, en den 18 september had hij een duel met een van die monsters.
Eerst vond kapitein Lawson het voetspoor van een moelah, en spoedig daarop den moelah zelf, die zonder plichtplegingen op hem toesprong, en hem (dank zij eene behendigelichaamsverdraaiing van den kapitein) slechts een haarbreedte miste.
Op dit oogenblik gaf de trouwe Toeloe vuur, en wondde 't dier; ook van kapitein Lawson ontving de moelah twee kogels in 't lichaam. Maar 't beest sprong onvervaard ten tweeden male op den kapitein toe, en greep hem in zijn geweldige klauwen.....
Nu, zou men meenen, was 't met den dapperen reiziger gedaan?
In 't geheel niet. Juist bijtijds nog dacht onze held aan zijn lang dolkmes; hij trok dit wapen en stak 't tot aan 't gevest in des moelah's hart.
De moelah keerde zich om en beet in den hecht; daarna, gevoelende dat hij alles gedaan had wat een moelah aan zijn leven en eer verschuldigd is, viel hij rochelend neêr en gaf den geest.
't Gedrocht was van den neus tot den wortel van den staart zeven voet en drie duim lang; het was prachtig geteekend met zwarte en bruine strepen op een witten grond.
Later schoot de kapitein nog een paar moelah's, van welke een, een wijfje, niet minder dan zeven voet en tien duim lang was - zonder den staart.
En passant doodde hij ook een dozijn krokodillen, van welke hij en zijn reisgezellen er één opaten. Wel bekome 't hen!
Onder dergelijke en andere vermakelijkheden had men den 29 september bereikt.
Noodlottige dag, op welken de trouwe Toeloe, door eenen zonnesteek getroffen, tot razernij gedreven, zich voor den kop schoot, en onder een boom aan den oever eener rivier begraven werd.
Dit droevig voorval had bijna oproer ten gevolge gehad. Al de makkers (behalve de beproefde Aboe) wilden den kapitein dwingen tot. terugkeeren; doch hij haalde zijne ultima ratio voor den dag - een eind koord - en.....de oproerigen werden gedwee als lammeren.
Gelukkig! Want had de reiziger hier terug moeten keeren, dan zou hij nooit zich onsterfelijk hebben kunnen maken door de ontdekking der twee grootste rivieren van Nieuw-Guinea (de Gladstone en de Royal door hem genoemd) en van den grootsten waterval naast den Niagara.
Reeds een paar dagen te voren, op een uur of vijf afstand, was het donderend geklater van dezen cataract hoorbaar.
Toen men hem eindelijk bereikte, vond men dat eene der bovengenoemde rivieren, na zich van eene halve mijl tot 300 yards versmald te hebben, zich 179 voet loodrecht naar beneden stortte.
Dit was op 26 october. Met moeite scheurden onze reizigers zich van dit grootsche natuurtooneel los. Helaas! hadden zij kunnen vermoeden wat hun te wachten stond, zij zouden zulk een spoed niet gemaakt hebben.
Zij zouden vertoefd hebben onder de krokodillen en paradijsvogels, die in deze schilderachtige landouwen water en lucht bevolkten!
Maar tot dan toe had Lawson slechts te vechten gehad met boosaardige dieren; van menschelijke dieren had hij nog geen last gehad.
Den 29 october stonden zij echter voor menschen, en dat wekte den geestdrift van den kapitein op. ‘In zoo lang,’zegt hij, ‘hadden wij geene evenaasten aanschouwd!’
Nu, die liefde zou hem zuur opbreken.
Vol vertrouwen (als iemand die zelf niets dan de beste bedoelingen heeft) sprak kapitein Lawson 't opperhoofd van den troep aan.
Vergeefs maande de slimme Aboe tot behoedzaamheid; de kapitein, na van 't opperhoofd vernomen te hebben dat de noordkust nog slechts twee dagen varens verwijderd was, scheepte zich met zijne makkers bij de Papoea's in, in 't vooruitzicht van weldra 't einde van zijnen tocht te zullen hebben bereikt.
Des avonds kwamen zij aan een dorp, en Aboe fluisterde zijn meester in, dat, zoo zij dit dorp betraden, zij nog denzelfden nacht in gebraad zouden veranderd zijn.
Aangenaam!
De kapitein, nu zelf niet vrij meer van achterdocht, zocht zich van 't opperhoofd af te maken; waarna 't opperhoofd, Vreezende dat gebraad en buit hem ontsnappen zouden, den kapitein eensklaps op 't lijf viel, doch door Danang werd doodgeslagen, vóór hij zijn verraderlijk oogmerk had kunnen volvoeren.
Nu ontstond een vreeselijk gevecht: de arme Joe viel 't eerst, door een dolksteek in den rug getroffen, en hoewel de kapitein zijn moordenaar met een bijl den kop kliefde, en bovendien met zijn revolver nog drie aanvallers in even zoovele seconden 't licht uitblies - Joe bleef dood.
Ook Danang, de gespierde reus, sneuvelde bij deze gelegenheid; slechts aan kapitein Lawson, Aboe en Billy gelukte 't, onder beschutting van de duisternis, in eene kano te ontvluchten; niet echter, dan na nog een laatsten zeeslag met eene vijandelijke kano, van wier entering kapitein Lawson zich bevrijdde door vier van hare bemanning neêr te schieten, en het vaartuig vervolgens met man en muis te doen kantelen.
Onze reizigers, van zes tot een treurig drietal verminderd, zagen zich in wanhopige omstandigheden. Bijna al hun bagage hadden zij in de handen der gewetenlooze wilden moeten achterlaten. De verzamelde curiositeiten, zoovele bewijsstukken van de wonderen die zij ontdekt hadden - alles was weg.
Niets was hun overgebleven, dan een paar tiegervellen, des kapiteins dagboek, een weinig ammunitie en twee buksen - welk laatste hem tot de veronderstelling leidt, dat buksen op Nieuw-Guinea 't vermogen bekomen om zich te vermenigvuldigen, wijl de reizigers met een buks uit Houtree vertrokken, en nu, na er in 't gevecht twee verloren te hebben, er nog twee over hielden.
Hoe dit raadsel te verklaren zij - de voorraad was schraal, en de toestand allermoeielijkst. Want er viel niet aan te denken de reis voort te zetten naar de noordkust, wier bewoners zich van zulk een ongunstige zijde hadden doen kennen.
Terugkeeren door 't binnenland, langs denzelfden weg dien men gekomen was - anders schoot er niets over.
Van dit oogenblik verliest kapitein Lawson's reisbeschrijving veel van hare belangrijkheid - om de zeer eenvoudige reden, dat een oude