geven. De bewerking bestaat daarin dat in 't voorjaar een kleine opening onder aan den stam van den boom gemaakt en alzoo het preparaat of vocht in de holte gespoten wordt. Het vocht dringt dan naar boven langs alle vezelen van het hout, en als de boom in 't najaar gekapt wordt, zijn de planken blauw, groen, karmozijn, rose, geel, enz. geaderd. Op die wijze, zegt het Petit Journal, verkrijgt men de meest verrassende kleur-effekten die de sierlijkheid der meubelen niet weinig verhoogen, en de kleuren zijn bestand tegen de werking van licht en lucht, daar ze een bestanddeel van hout geworden zijn. Voorts zij gemeld, dat alle boomen, de grove zoowel als de fijne soorten, geschikt zijn voor de kunstbewerking.
RUST, NAAR MEIJER VAN BREMEN.
in afrika. - In het aardrijkskundig genoptschap, dat te Dordrecht onlangs zitting hield, gaf de heer Haver Droese eene beschrijving over Algiers en eene expeditie in het noorden van Afrika. Na eene beschrijving van de schilderachtige ligging van de stad Algiers, waar de fransche kolonisten allengs de bovenhand krijgen en de minder gelukkige inlandsche bevolking, die slechts van brood en dadels leeft, naar het bovenste gedeelte der stad gedrongen wordt, ving de beschrijving aan van den tocht zelven.
De doelmatige en met balkons ingerichte spoorwagen, die tot Oran doorgaat, bracht een gedeelte der expeditie naar Blida. Van daar werd de tocht voortgezet met paarden, die uiterlijk leelijk, de onwaardeerbare deugdenhebben van onvermoeidheid, voorzichtigheid en weinig behoefte aan voedsel of drank. De paardenteelt is in handen van het gouvernement in zooverre, dat het deze steeds tegen vastgestelden prijs aankoopt.
De toestand der kolonisten te Blida, werd als niet zeer bemoedigend afgeschilderd; de werklieden aan de wegen arbeiden het eerst op de bergen om langzamerhand te gewennen aan de ongezonde moeraslucht der laagten, welke velen wegrukt zonder eenige geneeskundige hulp.
Ook daar vindt de absinth talrijke vereerders.
Aumale is eene armoedige stad. De kleine vesting is echter ruimschoots voldoende om den inlander te beschermen tegen de aanvallen der zwervende Arabieren. Daar liggen Turko's, op roof en buit verzot, en Spahi's, een korps bijna zonder tucht, oorspronkelijk samengesteld uit jongelingen van goeden huize, later van mindere konditie; zij verbonden zich op voorwaarde van nier buiten Afrika te hoeven dienst te doen, eene voorwaarde die echter gedurende den laatsten oorlog van Frankrijk niet nageleefd werd.
Hunne godsdienst gaat hun boven alles; onthoofd te worden is voor hen de verschrikkelijkste straf, omdat hun dan de mogelijkheid ontnomen is om met hunne lange haarlok in den hemel getrokken te worden.
Medear is 3000 meter boven de zee, zeer lief gelegen en met villa's omgeven. Niet ver van daar bevindt zich de beroemde bergpas la Gorhe de Chifa, waar de prachtige weg, in stoute bochten zich door de engte en over de bergen kronkelend, voor menige beroemde zwitsersche niet behoeft onder te doen.
De volgende zone, ‘het land van den dorst,’ waar men uren lang reizen kan zonder water te zien, is het land van harsachtige planten, klein wild, hagedissen, cameleons, slangen en vooral van de hoogst vergiftige gehoornde adders, verder ook van de bekende bedriegelijke luchtspiegelingen.
Leeuwen komen zeldzaam voor, dan op plaatsen waar zij wilde varkens of ander groot wild tot voedsel vinden.
Ook panters zijn zeldzaam, des te meer jakhalzen. De karavansera's in deze streek zijn een soort van vestingen, die slechts door eenen waard met zijne familie bewoond en door hen in tijd van opstand tegen de aanvallen der Bedouïnen verdedigd moeten worden. Dringen deze binnen, dan volgt een bloedbad.
Djelfa ligt 4000 meter boven de zee, is een groot versterkt vierkant, met muren en twee forten en heeft veel van orkanen met sneeuw en hagel te verduren. De Arabieren in de omliggende dorpen worden afgeschilderd als weldadig, hoewel zij arm en vuil zijn, en op lagen trap van beschaving staan; bij het mislukken van den oogst heerscht daar soms erge hon gersnood.
El Aghocat is de zuidelijkste vesting en onneembaar voor de stammen der woestijn. Sprinkhanen en oogziekten, ten gevolge van zandverstuiving, zon en onzindelijkheid, zijn de plagen der streek.
De derde zone, de Algerijnsche Sahara, is het land van gazellen en trapganzen, van den betoen, eene soort van eik, van de jujabesplant en van de zoogenaamde roos van Jericho, een bloempke, dat nog in gedroogden toestand door begieten met water zich weder opent
Daar is in de warme maanden het verblijf voor den mensch bijna onmogelijk. Toch kunnen de nachten gevoelig koud zijn. De bevolking van Berrian der Beni Mzab munt uit door zuivere zeden en is, met de Kabylen, nog een overblijfsel der Berbers, die in 1681 door de Arabieien overweldigd werden.