De kathedraal van Straatsburg.
Wij hebben, in vroeger dagen, volgens Strobel, Grandidier en Schmidt, eenige bijzonderheden meêgedeeld over de kathedraal van Straatsburg.
Wij herinnerden, dat reeds toen de stad den naam van Argentorat droeg, zij in haar midden een heilig bosch bevatte waar de bewoners van den lageren Elzas hunne offers plengden.
Later, onder de Romeinen, werd dit bosch gekapt en men bouwde ter plaatse een tempel aan Mars gewijd, welke godheid de Elzassers aanbaden onder den naam van Krutzmann, in het hedendaagsche duitsch Kriegsmann in onze taal krijgsman.
Het Kristendom deed het heidendom verdwijnen en het beeld, dat tot 1525 in de St.-Michielskapel bewaard werd, viel, om plaats te maken voor het beeld van den Gekruiste.
De verkondiger van het Kristendom in den Elzas, was de H. Amandus, doch de eeredienst van Krutzmann hield zich tot in de zesde eeuw staande.
De eerste bisschop had op de puinen zelven van den heidenschen tempel eene kristen kerk gebouwd, welke echter in 406 of 407, tijdens den inval der barbaren, vernield werd.
In den aanvang der 6e eeuw deed Clovis die kerk herbouwen met den naam en de toewijding der hemelvaart van Maria.
Argentorat was tot dan toe eene stad, bestaande uit een aantal hutten rondom eene kerk; het was juist het herbouwen van den tempel welke de bewoners aantrok en weldra zien wij haar groeien en bloeien onder den naam van Straatsburg.
De O.L.V. kerk of Münsterkerk (grandmonastère) werd in 504 begonnen en in 510 voltooid.
Verbeeld u niet een steenen gebouw - o neen! De kerk, door Clovis aan de Koningin des Hemels opgericht, was in hout en met riet gedekt.
In die omheining, vertelt Marchand, was een put, waarin vroeger de slachtofters, aan de heidensche goden opgedragen, gewasschen werden. De H. Remaclus, aartsbisschop van Reims, zegende tijdens Clovis den put en maakte er een doopvont van.
Dat gebruik werd er in het midden van de 16e eeuw nog van gemaakt, en het was slechts in 1766, dat men er een plaveisel op legde, om den vloer gelijk te maken.
Doch wij gaan te snel vooruit: in de 9e eeuw brandde de kerk af (873).
In 1002, toen Hendrik, hertog van Beieren, Otto III moest opvolgen, vond hij een mededinger in den persoon van Hermann, hertog van Elzas en Zwaben.
Deze laatste, vergramd over de ondersteuning die Werinharius, bisschop van Straatsburg, den eersten verleende, wreekte zich met Straatsburg te belegeren.
De stad werd stormenderhand ingenomen, de overwinnaars vernielden de rijkdommen, roofden de heilige vaten, schoffierden de vrouwen, die bij het altaar gevlucht waren, en tot overmaat van ongeluk staken zij de kerk in brand.
Die heiligschennis had plaats op Paaschdag.
De koor der kerk, in steen gebouwd, weêrstond aan den brand, doch wat de soldaten gespaard hadden, werd, eenige dagen later, door het hemelvuur vernield.
De nieuwe Münster werd dan ook door Werinharius, op gansch nieuwe plans gebouwd. Acht jaar werden besteed, om de bouwmaterialen te verzamelen.
De steen werd uit het dal tusschen Marlenheim en Wasselonne, door daartoe gerekwireerde boeren en slaven aangevoerd, en dit tot op tien en twaalf mijlen in den omtrek.
Dit deed aan de plein voor de kathedraal den naam geven van Frohnhoff (plaine des corvées).
De fondamenten werden op dertig meters diep gelegd; volgens de overlevering was men, uithoofde van het water, verplicht op elzenhouten palen te bouwen.
Dertien jaar nadien, in 1028, bereikte men het dak.
De basiliek, in den aanvang der 11e eeuw opgericht, had drie welfsels, waarvan de breedte den beuk uitmaakte.
Gedurende de dienst, zegt Marchand, bezetten de mannen het zuid- en de vrouwen het noordgedeelte; in het diep, oostwaarts, bevond zich de koor, in welks midden het altaar, aan O.L.V. toegewijd, zich bevond.
Tegen de kerk aan leunde een klooster, waar cellen waren voor diegenen, welke zich wilden afzonderen om te mediteeren en te bidden.
Van die cellen maakte men later kapellen.
Achter de koor was de woning der kanoniken gelegen, alsmede van die, welke in de kerk eenige bediening bekleedden; die woning noemde men Bruderhoff.
Het gasthuis en de St.-Ehrhardkapel, binnen de omheining der kerk, maakten destijds deel van de Münster.
Sedert 1050 werd het bouwen der kerk zeer langzaam voortgezet, en zelfs herhaalde malen belette het hemelvuur het werk.
In de tweede helft der 13e eeuw werd het eerste orgel geplaatst, dat echter in 1298 door eenen brand werd vernield.
In 1276 legde men de fondamenten van den toren, die volgens de plans van meester Erwin von Steinbach werd opgetrokken.
Ook de portalen werden terzelfder tijd begonnen en evenals de frontons met een groot getal beelden en bas-reliefs versierd.
De groote beelden van het linkerportaal verbeeldden de maagden, die de hoofdzonden onder haren voet verbrijzelden.
In weêrszijden van het rechterportaal stonden de tien maagden der parabel.
Het middenportaal was versierd door de beelden der profeten uit het Oude Testament.
In den tympan van het portaal rechts, zag men Jesus-Kristus, op een regenboog gezeten en boven hem de verrijzenis der dooden en het laatste oordeel.
Op den pilaar, die de twee gedeelten van het groot portaal scheidde, plaatste men eene Moedermaagd met het kind Jesus op den arm.
De keurige beeldhoûwerken van het zuidelijk portaal werden, zoo denkt men ten minste, geleverd door Steinbach's dochter; de plans, door haren vader geteekend, zijn nog voorhanden in de archieven der kerkfabriek.
Volgens deze plans moest ieder portaal door een toren versierd worden, en ieder toren moest eene hoogte hebben van 594 voet.
De noorder toren alleen werd voltooid, op eene hoogte gelijkstaande met 142 meters; de rechtertoren bereikte slechts eenige trappen boven het platform.
Dewijl er gansche bijzondere aflaten en verdiensten verleend waren, daagden er tot uit het diep van Oostenrijk werklieden op, om aan den Münster te arbeiden.
Koenraad von Lichtenberg, bisschop van Straatsburg, zag zijne prachtige kathedraal allengskens oprijzen, gelijk, zegde hij, de bloemekens in de maand mei.
In 1289 werd de kerk geteisterd door eene aardbeving; in 1298 berstte er een brand uit en legde een groot deel van dien tempel in asch.
Albert, tot keizer van Duitschland gekroond zijnde, hield drie maanden verblijf in Straatsburg; bij zijn vertrek liet een der ruiters eene lamp in de stallen van het bisschoppelijk paleis vallen en daardoor ontstond de brand.
De legende zegt, dat de bouw zoodanig geteisterd was, dat de welfsels dreigden in te storten; het lood smolt en liep tot aan de Brusch, die op twee honderd meters van de kathedraal stroomt.
Steinbach stierf in 1318, en het werk werd door zijnen zoon Jan voortgezet.
De toren vorderde langzaam; eerst in 1439 was die wonderbaar schoone toren voltooid. Hoe dat kunststuk, zoo sierlijk, zoo elegant beschrijven! Dit is voor ons onmogelijk.
Om op het hoogste punt der spits te geraken, moet men langs ijzeren staven naar buiten klimmen; tot daar durven echter weinigen geraken.
Daar, op die ontzaggelijke hoogte, heeft men een prachtig uitzicht op de vruchtbare pleinen van den Elzas en Baden, de schilderachtige bergketens de Vogezen en het Zwarte-Woud.
De verschillende welfsels zijn zoo kunstvol doorstoken, dat men van het hoogste punt, in rechte linie, tot op den vloer der kerk neêrziet. Duizelingwekkende hoogte!
In de 16e eeuw onderging de kathedraal het lot van de meeste andere katholieke kerken: de protestanten maakten er zich van meester