Mislukte sleêvaart.
De jongen heeft aan zijne kleine zusters eens een stout leske willen geven in de sleêvaart, en 't moet hem nu erg berouwen; want de sleê is onder den wildzang gebroken, en 't doet hem zeer - zoo zeer dat hij weent van pijn en schier geen stap meer gaan kan. Zijne zusters hebben meêlijden met hem, en troosten hem zoo goed mogelijk.
't Is een tafereeltje uit den Elzas of uit de Vogezen, altijd uit het duitsche bergland en moet door den schilder op de natuur betrapt zijn. Wij zouden inderdaad de reden van de sleêvaart, de hoop op genoegen, die het drietal, of liever het viertal - want de kat telt ook meê - te wachten stond, de mislukking, de teleurstelling van allen willen kennen: 't zou een klein en wellicht geestig kindertafereeltje zijn.
Doch reeds bij oppervlakkige beschouwing, zegt het den prentenkijker zeer veel, en dankt hij den schilder Grünewald, die, niettegenstaande zijn zomerschen naam, ons zoo'n siberisch tafereel maalde - een tafereel zoo opwekkend en tevens zoo frisch wintersch!