De Bergen van Barmhartigheid.
In den laatsten tijd zijn meermaals klachten gerezen over de instelling bekend onder den naam van Bank van Leening, hier genoemd Bergen van Barmhartigheid.
Het getal dergenen die meenen dat die instelling meer kwaad dan goed bewerkt, is niet gering.
't Is bekend dat de Bank van Leening bijna uitsluitend het toevluchtsoord is der mingegoeden, die soms regelmatig hunne eigendommen van eenige waarde en vooral hunne benoodigdheden verpanden, om, òf in de oogenblikkelijke behoefte te voorzien, òf aan de kermisvreugde en andere openbare feesten deel te nemen.
Schromelijk is het misbruik dat uit de Bergen van Barmhartigheid ontstaat en die instellingen waren toch zoo schoon, toen zij in het leven geroepen werden.
De volgende regelen zullen daarvan het bewijs leveren.
De Bergen zijn van zuiver katholieken oorsprong; zij zijn door de kristelijke liefdadigheid in het leven geroepen; de Franciscaner orde, bijzonder den armen gewijd, heeft die instelling voortgeplant en de Heilige Stoel heeft haar verdedigd tegen de vooroordeelen en de gemoedsbezwaren van de tijdgenooten der eerste instelling.
De eigenlijke Bergen regelden zich eertijds naar het kanoniek recht, de bullen van den Paus en de beslissingen der romeinsche H. Congregatiën.
Te Rome vindt men de modellen, die de volmaaktheid het naast bij komen. De staathuishoûkundigen in 't algemeen hebben het ware karakter dier Bergen miskend en de regeeringen, gevolg gevende aan hunne leer, hebben heel dikwijls van die liefdadige instellingen een soort van crediet-instelling gemaakt, die door woeker den arme van zijne laatste hulpmiddelen berooft.
Laat ons eens tot den oorsprong opklimmen.
De middeleeuwen werden verschrikkelijk door den woeker getroffen. Evenals nu waren de Joden in Europa meester van de geldmarkt.
Zij ontzagen geen stad of land, geen armen of rijken en wisten de koningen en vorsten, ja zelfs de Kerk, in moeilijke omstandigheden duur hunne diensten te verkoopen.
Vandaar dan ook dat zij bijna altijd en overal werden vervolgd en verbannen, somtijds toegelaten als de vorsten om geld verlegen waren, om later weêr verjaagd te worden.
Rome noemden zij hun paradijs, niet omdat zij daar vrij konden voortwoekeren, maar dewijl zij, niet aan willekeur onderworpen, onder de vaderlijke regeering des Pausen rustig voortleefden.
De rentestandaard was in die dagen zeer hoog. Een bevel van koning Jan van Frankrijk van 1360 verbood aan de Joden hoogeren interest te eischen dan 86 %. Eenige jaren later, in 1379, werd het aan de Joden van Auxerre vergund, geld te schieten tegen 65 %; eindelijk machtigde koning Karel de Vijfde te Troyes de oprichting eener Bank met rente van 43 %.
Dat was in de 15e eeuw zoo wat de gewone interest.
Het zal wel niemand verwonderen, dat destijds vele lieden uitzagen naar middelen om den toe stand te verbeteren. Reeds in 1198 poogde men te Freisingen, in Beieren, een Bank of Berg op te richten.
In 1350 verzamelden eenige burgers van Solms in Franche-Comté een kapitaal van fr. 40.000, om tegen matige rente geld voor te schieten.
Dat waren echter geen Banken van Leening of beter gezegd Bergen van Barmhartigheid.
In het midden der 15e eeuw, ten jare 1462, verscheen de grondlegger der Bank van Leening.
Het was een Franciscaner-monnik, Barnabas van Ferni, in Italië. Hij predikte te Perugia. Getroffen door de groote ellende der armen, besloot hij hun ter hulpe te komen en hevig uitvarende tegen de afpersingen der woekeraars en Joden, deed hij van den preêkstoel een beroep op de kristelijke liefdadigheid zijner toehoorders.
Toen hij daardoor er in gelukt was eene zekere som bijeen te brengen, stichtte hij daarmeê eene Bank van bijzonderen aard, die gelden voorschoot zonder interest alleen tegen eene geringe vergoeding der administratie-kosten, zonder eenige winst.
Pater Barnabas onderwierp zijn plan aan de goedkeuring der magistraten der stad, der doctoren en studenten der Hoogeschool, der geestelijken en kloosterorden.
Na openbare beraadslaging vereenigden de talrijke toehoorders zich met zijne plannen, en werd de Berg van Barmhartigheid door den bisschop goedgekeurd.
De groote diensten ziende, welke de instelling den armen verschafte, besloten de paters Franciscanen, die beminnaars der armoede en vrienden der armen, meer dergelijke inrichtingen in 't leven te roepen.
Op vele plaatsen werden dus Banken opgericht en verdwenen dientengevolge de particuliere pandhuizen, die tegen 20 % leenden, terwijl de Franciscanen slechts 5 % vorderden.
Doch het nieuwe werk kwam, zooals elk goed werk, niet zonder tegenspoed en moeilijkheid tot stand.
Vele belangen, hoe weinig ook te achten, werden gekrenkt.
De godgeleerden trokken zich ook de zaak aan. Zij hadden immer alles verboden wat den woeker in de hand werkte en, alhoewel zij niet konden verhinderen dat de katholieken de slachtoffers werden der Joden, steeds zooveel mogelijk belet dat zij deelgenoot werden van de kwade praktijken der afzetters.
Zij verzetten zich ook nu tegen handelingen die op een veroordeeld beginsel berustten. Vandaar dat de interest der nieuwe Bank, hoe matig ook, als niet geoorloofd werd beschouwd.
Doch hunne tegenwerpingen vielen weg door de beschouwing dat die zoogenaamde rente niets anders was dan schaêvergoeding voor bestuur en bewaring der panden en geen vrucht van eene koopwaar, uit haar eigen onvruchtbaar, noch eene onrechtvaardige belasting op het werk der armen.
De Pausen keurden de instelling goed. In 1463 bevestigde Pius II de oprichting van den Berg van Barmhartigheid te Orvieta, dien hij mons Christi noemde.
In 1467 keurde dezelfde Paus dien van Perugia goed. In 1471 en 1479 geschiedde hetzelfde door Paus Sixtus IX ten opzichte der Banken van Leening te Viterbo en Savona, in 1484 door Innocentius VIII voor Mantua, Ferrare en Assise; in 1483 werd de Bank van Leening gesticht in Milaan, goedgekeurd door Alexander VI in 1501; zij werd een der voornaamste in Italië.
Eindelijk vestigde in 1539 Johannes Calvo van de orde der Minderbroeders de Bank te Rome, nog hetzelfde jaar door Paulus III goedgekeurd en door Paus Pius IV in 1561.
In 1586 richtte Paus Sixtus V eene aartsbroe-