Schaatsen met wieltjes.
De Skating-ring, hier nog onbekend, heeft reeds grooten ingang gevonden in Engeland en Amerika. In Frankrijk zelfs werd dit vermaak reeds ingevoerd en men rijdt dapper schaatsen in den Cirque des Champs-Elysées. Het is recht aardig om te zien, hoe snel de rijders zich op die schaatsen met wieltjes in alle richtingen bewegen. Men vliegt vooruit of achteruit; men legt over, men drijft op een been, even snel en vaardig als men doen zou op de gladde ijsbaan. Wij roepen de aandacht onzer lezers op die nieuwe schaats in. Wel hebben velen ze, reeds voor jaren, gezien in eene der voorstellingen van l'Etoile du Nord, doch voorzeker niet zoo volmaakt als nu. Als men voortaan kan schaatsenrijden in zijne kamer of gang, is de droom van den schrijver der Camera obscura volledig: ‘een winter zonder ijs.’
Figuur 1 is eene afbeelding van de rolschaats der laatste constructie, die duidelijk de samenstelling doet zien van het mechanisme, dat aan het voetvlak bevestigd is.
Figuur 2 stelt voor een der metalen draagklossen - van ter zijde gezien - met een cylinder die bestemd is om eene bijzondere stalen veêr te bevatten; deze cylinder geeft het dubbele voordeel, dat hij de veêr voor slijk en stof beveiligt en haar tegelijkertijd in haar gewonen stand houdt. Ook dient hij tot steun van de kopspie, waarover wij eenige regels lager spreken.
Figuur 3 is het draaivlak met de armen of stutten, waaraan de assen der wieltjes bevestigd zijn.
Figuur 4 vertoont een stalen spiraalveêr, die in den cylinder aangebracht wordt, waarvan wij zoo even spraken. Met behulp van deze veêr kan de werking van de schaats geregeld worden, zoodat het daardoor den rijder mogelijk is alle draaiende, kringvormige en zwenkende bewegingen te maken, die hij wil. Ook bevordert zij de snelheid, en dient eindelijk om aan de schaats haar rechten stand te hergeven, als de drukking van den voet ophoudt.
Figuur 5 is eene teekening van de kopspie, die eene der gewichtigste onderdeelen van de schaats uitmaakt. De spie er van steekt men in de stalen spiraalveêr, zooals door figuur 6 is aangewezen (de veer wordt gesloten in den cylinder g van de draagklos B). Door het meer of minder diep indrukken der spie kan men de helling der schaats bepalen.
Figuur 7 vertoont een cylindervormige moerschroef, die niet alleen dient om het draaivlak C aan de draagklossen B te verbinden, maar ook de hellende hoofdas vormt, waarop dat vlak zich beweegt.
Figuur 8 stelt eene schroef voor, die de drukking van de veêr moet regelen en dus aan de schaats eene meer of minder zwenkende beweging geven.
Om eenige kringvormige beweging te maken, behoeft de rijder de schroef L niet te verdraaien, maar kan hij den regulator aan- of losschroeven, wat eene vermindering of vermeerdering van drukking zal te weeg brengen, doordien de stalen spiraalveêr H dan meer of minder vast tegen de spie wordt gedrukt, welke laatste op hare beurt die drukking overbrengt op het vlak m m m m, dat deel uitmaakt van het draaivlak C; zoodat de schuine stand van dat vlak C, op zijn spil B, alleen het gevolg is van de drukking door de spiraalveêr en den kop van de schroef te weeg gebracht.