Het lijk bij de Chineezen.
De Chineezen zijn volstrekt niet bang voor den dood en zien hem zonder onrust te gemoet. Het zekere teeken waaraan zij kunnen zien dat hun bestaan ten einde loopt, is dat zij geen smaak meer hebben in hun pijp. Als men zegt dat de zieke niet meer rookt, dan wil dit zeggen dat hij spoedig sterven zal, evenals men in Europa zegt: ‘hij heeft zijn pijp uitgerookt,’ om te beduiden dat iemand dood is.
Ten opzichte van lijken bestaat er in China eene verschrikkelijke verantwoordelijkheid. Sterft er een lid eener familie in zijn huis, dan heeft het niets te beduiden; de ouders zijn er verantwoordelijk voor en niemand heeft het recht eenigen twijfel te opperen over de oorzaken, die den dood ten gevolge hebben gehad. Sterft hij echter buiten zijn huis, dan gebiedt de wet dat de eigenaar van den grond, waarop het lijk gevonden wordt, daarvoor verantwoordelijk zij. Waar ook een lijk ligt, te midden van een bosch, op een veld, de eigenaar van dat bosch of dat veld is verplicht de overheid er van in kennis te stellen en er voor te verantwoorden en wil die verantwoording geldig zijn, dan is het noodig dat zij aangenomen wordt door de bloedverwanten van den doode. Gebeurt dit, dan belasten deze zich met de begrafenis en de zaak heeft geen verdere gevolgen.
Doch willen de bloedverwanten van den overledene van zijne verklaringen niets hooren, wee dan den ongelukkigen grondeigenaar! Er volgt eene reeks processen waarin de mandarijnen en de familie van den doode alles doen om hun slachtoffer te ruïneeren. Zoolang hij nog iets bezit dat waarde heeft, laten zij hem in een ellendig kot verkwijnen, en is dit laatste in hun bezit, dan wordt hij ter dood gebracht.
Het spreekt vanzelf dat die wet alle medelijden jegens de ongelukkigen verstikt, want wie zal den moed hebben een lijdende, een arme, een reiziger wiens leven in gevaar verkeert in zijn huis op te nemen? Wie zal een stervende durven bijstaan en hem zelfs veroorloven dat hij den laatsten adem uitblaast op zijn land of zelfs in den sloot die er langs loopt? [D]oor zulk eene handelwijze stelt men zich bloot aan een zekeren ondergang en zelfs aan een onteerenden dood. De ongelukkigen, de zwakken, de zieken worden daarom overal weggejaagd en niet zelden gebeurt het dat zij op den openbaren weg sterven, hetgeen niet het geval zou geweest zijn, als iemand hun de behulpzame hand had toegestoken.
Een der grootste wraakoefeningen, die een Chinees op zijn vijand nemen kan, bestaat daarin dat hij een lijk op zijn erf legt, want dan weet hij zeker dat hem eene reeks van ellende en rampen te wachten staat; doch de grootste wraak neemt hij als hij zich op het goed van zijn vijand van het leven berooft; vandaar de veelvuldige zelfmoorden in koele berekening gepleegd: de Chinees weet dat zijn vijand hem niet lang overleven zal.