landij. Ziet rond, al die huizen, met hunne gothieke gevels, spreken u van een machtig verleden.
Hoe rijk en prachtig Brussel ook zijn moge, nergens heeft die stad zoo'n schoone overblijfsels van aloude bouwkunst. Beschouwt het stadhuis met zijn kanten spits, zijn bevalligen voorgevel, zijne sierlijke torentjes; daar tegenover het Broodhuis; verder de gildehuizen, versierd met al wat de bouwkunst der middeleeuwen wist uit te denken.
Alles is daar, op die plaats, van bestemming veranderd, uitgenomen het stadhuis. Waar onze oude en machtige gilden gehuisvest waren, vindt men niet zelden weinig aantrekkelijke winkels, weinig sierlijke herbergen, waarin de faro ruimer stroomt dan wel de denkbeelden - en als wij zeggen ‘denkbeelden,’ dan bedoeien wij nog niet eens meer eigenaardige, brusselsche denkbeelden: die toch kan men in het hartje der verfranschte noofdstad zelden meer vinden.
Brussel leeft gansch in Parijs, leeft van uitlandsche gedachten, uitlandsche ontwerpen, uitlandsche taal en weinigen van die welke zich daar, op de Groote-Markt, dagelijks bewegen, denken er nog aan, dat Brussel eens een gansch eigenaardig, een zelfstandig, brabandsch leven had, en den slechten geest van den vreemde niet naäapte.
De geschiedenis der Groote-Markt van Brussel zou de geschiedenis zijn van een groot deel der algemeene landgeschiedenis: immers 't is de plaats waar de wetten, dekreten en blijde inkomsten werden afgekondigd; daar hebben vorsten de privilegiën bezworen; daarheen stroomde het volk, als het zich in zijne rechten gekrenkt, in zijne vrijheden belemmerd, door verpletterende lasten verdrukt zag.
Daar ook was de plaats der halsrechting en der..... feesten; want als Philips II er revolutionaire koppen deed rollen, dan vierden Philips de Goede en Karel V daar integendeel schitterende feesten en toernooien, betwistten ridders elkander den prijs, door schoone jonkvrouwen geborduurd.
Op de Groote-Markt van Brussel werden de graven van Egmond en Hoorn gehalsrecht, als oproerig tegen den koning en de wetten van den lande; daar werd aan Egmond voltrokken, wat men zegt dat de prins van Oranje, in eene bijeenkomst te Willebroeck, hem voorspelde. ‘Vaarwel, prins zonder land,’ zegde de eerste; ‘vaarwel, graaf zonder hoofd,’ antwoordde de tweede; daar viel het hoofd van een der schoonste figuren van onze geschiedenis - het hoofd van Agneessens - en dit omdat hij de vrijheid van zijne gilden verdedigd had; daar.....
Wij zouden niet eindigen, indien wij alles wat zich aan de Groote-Markt van Brussel verbindt, wilden aanhalen; laat ons enkel eenige bijzonderheden over het hier voorgestelde Broodhuis meêdeelen, vóór hetwelk, zooals een geestige kritiek zegde, Egmond en Hoorn de invitation à la valse voorstellen.
Toen men schier eene eeuw aan het bouwen van het stadhuis besteed had, hetwelk inderdaad den roem der gemeente mocht worden geheeten, was het meer dan tijd dat het oude schepenehuis, hetwelk in puin viel (1514), herbouwd werd. Terzelfder tijd stortte een ander paleis in, dat tot dan toe gebezigd werd tot de policie van de vorsten van den lande, en dat ook het Broodhuis werd genoemd.
Droeg het dien naam, omdat daar de aalmoezen, het brood, door den vorst vaak uitgedeeld - loffelijke gewoonte - aan den arme werden overhandigd? Wij weten het niet. Zeker is het dat in plaats van die twee gebouwen een sierlijk paleis ontstond, doch dat wij vandaag niet meer in zijne oorspronkelijke schoonheid zien.
Beurtelings werden er aan het Broodhuis voor de bouwkunst nadeelige verbouwingen aan toegebracht, en eindelijk onder de regeering van Albert en Isabella grootendeels verknoeid (1625). Immers toen heeft men zich beijverd aan dat gebouw het karakter van dien tijd, dien der renaissance, te geven. Het is overigens van die dagen dat de opschriften dagteekenen, welke het versieren en dat er het beeld van O.L.V. van Waver op verheven werd.
In 1695 onderging het gebouw eene nieuwe verandering, die het karakter nog meer deed verloren gaan. De stoep met fonteinen werd weg genomen; men plaatste italiaansche kapiteelen op den gothischen basis der tinne, en maakte een dak op het geheel dat in stijl gewis strijdig was met het oorspronkelijke karakter des gebouws. Zoo ‘verhanseld en verkwanseld’ vertoont het Broodhuis zich nu nog voor ons oog.