Jena. Daags te voren had Napoleon's leger daar het pruisisch leger bijna geheel vernietigd, en de ontelbare lijken lagen nog op het slagveld verspreid, toen Dreijse dit betrad.
Het trok de aandacht van den jongen man, dat de pruisische geweren zooveel lomper en onhandelbaarder waren dan de meer lichte en doelmatige vuurwapens van hetfransche leger. Men wil, dat dit voor hem de eerste aanleiding was om over de samenstelling en verbetering van dit wapen na te denken. Zijne latere levensomstandigheden zouden dit eerste denkbeeld tot rijpheid gebracht hebben.
Na een driejarig omzwerven in verschillende streken van Duitschland begaf hij zich in 1809 naar Parijs om werk te zoeken. Door de veelvuldige oorlogen, welke Napoleon voerde, was deze overheerscher er steeds op bedacht, de verschillende wapens te verbeteren.
Met dat oogmerk had hij te Parijs eene wapenfabriek opgericht, waar men zich niet alleen bezig hield met het maken van wapens, maar evenzeer met het uitdenken van nieuwe konstruktie's daarvoor.
In deze fabriek vond Dreijse werk. De directeur, kolonel Pauly, bediende zich van den jongen Duitscher, bij zijne proefnemingen met een kamerlaadgeweer.
Men ziet hieruit dat het denkbeeld om een geweer aan den kulas te laden, niet zoo geheel nieuw meer is. Pauly's proefnemingen hadden echter niet het gewenschte gevolg, en het denkbeeld werd voor goed opgegeven. Ook in Dreijse's hoofd? Wij gelooven het niet.
MUZIEKANTEN, NAAR ADRIAAN VAN OSTADE.
In 1814 in zijn vaderland teruggekeerd, kreeg hij aandeel in de zaak zijns vaders. Maar het eentonige slotmaken en het nog eentoniger bierbrouwen konden zijn ondernemenden geest geen voedsel genoeg verschaffen.
Spoedig wist hij een rijk koopman over te halen, om te zamen eene fabriek van nagels, grendels, enz. op te richten. Dreijse wist deze zaak weldra op eene goede hoogte te brengen, daar hij, afwijkende van de oude wijze door gloeiing, werktuigen gebruikte om volgens de regels der werktuigkunde tot het doel te geraken.
Hij was de eerste die in Duitschland dergelijke machinerieën invoerde. Tevens hield hij zich bezig met het maken van allerlei werktuigen, waarin hij menige verbetering bracht.
In 1824 richtte hij zijne aandacht weêr op de vuurwapens. Sedert eenigen tijd waren voor het ontsteken der lading de lont en de onzekere vuursteenen vervangen door slaghoedjes.
Dreijse vond aanstonds een nieuw, verbeterd model uit en bedacht tevens een deugdelijker poeier voor het vullen dezer slaghoedjes.
Door deze uitvindingen werd hij eenigermate bekend: de regeering schonk hem octrooi, en dit stelde hem in staat eene tweede fabriek op te richten, waarin deze artikelen in 't groot vervaardigd werden.
Met nieuwen moed zette de uitvinder nu zijne onderzoekingen en proefnemingen voort, nu bepaaldelijk denkend aan het samenstellen van een achterlaad-geweer en de daarvoor vereischte kardoes. Spoedig was het gevonden: eerst gelukte hem het vervaardigen eener geschikte kardoes, en eenigen tijd later vond hij de naald uit.
In 1828 was alles voltooid.