De kleine kaartspelers.
Kaartspel is niet zelden de bron van twist en plukpartijen. 't Is zoo bij de grooten, waarom zou het zoo bij de kleinen niet zijn! Kaarten hebben in alle geval eene groote aantrekkelijkheid voor de jeugd en men zal in Antwerpen zich moeilijk een echten antwerpschen straatjongen voorstellen, zonder in zijnen zak eenen stok zwarte, en aan de hoeken omgekrulde, kaarten te vinden.
In den zomer zult gij niet zelden vier van die kleine spelers, omgeven door eenige kleine nieuwsgierigen, op den keldermond zien troeven, zoo ernstig, zoo driftig, zoo hardnekkig alsof zij voor al de sommen, in de Nationale Bank opgestapeld, speelden. Veelal spelen zij kruisjas en toonen zich erg bedreven in dit spel.
Toen de wallen der oude omheining nog bestonden, kon men daar geen stap doen, of men ontmoette er op dat wezenlijk tapis vert een aantal van die kleine kruisjassers, die zich om den voorbijganger zoomin bekommerden, als om de lindenboomen, die boven hunne hoofden hunne frissche takken wuifden.
Dat het kaartspel niet altijd rustig afliep, is licht begrijpelijk. Onze jongens zijn daarin aan de duitsche deugnieten gelijk. Of ge den hollandschen jongen van Nicolaas Beets, den italiaanschen van Dr. Wap, den noordschen van Potgieter, den gamin van Victor Hugo en Jules Janin, den antwerpschen in het Jan-Klaassenspel leest - gij zult in allen trekken van overeenkomst vinden, en wat bij dezen bestaat zal ook bij genen bestaan. De jongen blijft de jongen, en 't is alsof slechts later de duidelijke afteekening van het volkskarakter ontstaat.
Wat een heerlijk boek zou er kunnen geschreven worden, onder den titel van de wereld in kinderschoenen! Of doen wij volwassenen niet schier alles wat die kleinen doen? Wij enkel zijn soms, in onze handelingen, kinderachtiger en zeker minder oprecht dan de kleine kruisjassers.