De Belgische Illustratie. Jaargang 8(1875-1876)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De wandelende jood. Ik had voor mijn geringe stulpe Een bank van klei en mos gewrocht. Een jongling kwam; hij vroeg geen hulpe, Maar vroeg of hij wat rusten mocht. Zijn stemme klonk als zoete akkoorden, Maar uitgeput scheen gansch zijn kracht; Ik had voor hem slechts barsche woorden, En joeg Hem weg, die vrijheid bracht. Hij trok door Isrel, onbesproken, Verspreidend troost door heel het land; Der slaven juk had hij verbroken Tot schrik van iedren dwingeland. En al de volkren, die hem hoorden, Bevonden hem zoo hemelsch zacht; Ik slechts sprak hem in barsche woorden, En joeg Hem weg, die vrijheid bracht. Verblinde, klonk zijn woord mij tegen, Voort, voort! om nimmer stil te staan; Rust zal ik vinden op mijn wegen, Terwijl gij rusteloos zult gaan. Van toen af trek ik van het noorden Naar 't zuid met steeds vernieuwde kracht, Omdat ik sprak in barsche woorden Tot Hem, die ons de vrijheid bracht. [pagina 95] [p. 95] Geen rust, geen slaap! In 't diep der zeeën En op der hoogste bergen top, Vroeg ik een eindpaal aan mijn weeën, Of zocht de wreedste monsters op. Geen dood voor mij op 's aardrijks boorden; Geen stervling zelfs aanhoort mijn klacht, Omdat ik sprak in barsche woorden Tot Hem, die ons de vrijheid bracht! Hoe vaak ben ik in legertrossen, Te midden van het doodend schroot, Of onder 't trappelen der rossen Den dood gaan zoeken die mij vlood! Geen roer, geen lood dat mij wou moorden, 't Metaal op mij verloor zijn kracht, Omdat ik sprak in barsche woorden Tot Hem, die ons de vrijheid bracht. Gij, rijken, die met wreede harten Den arme van uw deur verjaagt, Vreest dat de Heer met bittre smarten U soms gestrenge reekning vraagt. Gij ziet hoe ik in 's werelds oorden Moet dwalen, nooit mijn leed verzacht, Omdat ik sprak in barsche woorden Tot Hem, die ons de vrijheid bracht! St. Truiden, 23 8ber 1875. Aug. Sneyers. Vorige Volgende