deel der bewoonde wereld. Twee dezer vogels brachten depêches van Parijs naar eene eenzame plaats in een woest en rotsachtig oord in Kent, ongeveer 10 mijlen van Londen, in den tijd van 1½ uur. Indien de proeven, die men thans neemt om die vogels aan te fokken en af te richten, gelukken, mag men volgens de Live Stock Journal hopen, weldra een Oceaan-post tusschen Amerika en Europa ingericht te zien. De heele afstand kan afgelegd worden tusschen zonsopgang in 't eene halfrond en zonsondergang in 't andere.
Een belangrijk rapport opzichtens de duiven is dat hetwelk is opgemaakt tijdens het beleg van Parijs. In België, waar de duivenliefhebberij tot eene soort van overspanning geklommen is, zal men deze bijzonderheden met genoegen nagaan:
Den 25 september 1870, ten 11 ure 's morgens, nam een luchtballon 3 briefduiven mede, die 's avonds om 5 ure met eene depêche terugkeerden. Den 20 vertrokken 2 met elkaar verbonden luchtballons met 3 duiven; een van deze brengt nog denzelfden dag het bericht over van de behouden aankomst te Nantes. Den 30 stijgt de heer Gaston Tissandier, luchtreiziger en schrijver, d zelfde die het onlangs met den Zenith voorgevallen ongeluk overleefde, op met 3 groote zakken brieven en depêches voor het gouvernement te Tours. Tegen den middag legt de moedige luchtvaarder 30.000 brieven op het postkantoor te Dreux neêr en denzelfden avond ten 8 ure was dit in Parijs bekend door de beide duiven die hij onmiddellijk afzond. De derde, welke eene depêche in cijferschrift moest overbrengen, werd den volgenden dag op de brug van Tours opgelaten, en kwam eveneens in de hoofdstad. Een vijfde ballon vertrok den 7 october met den heer Gambetta, toen minister van binnenlandsche zaken. Een briefduif meldde den volgenden dag de neêrdaling te Montdidier. Twee andere duiven kwamen ingelijks dien dag terug, doch hadden hare depêches verloren. De vierde bracht den volgenden dag een depêche in cijferschrift van Tours. De anderen keerden niet terug.
Tusschen 12 october en 6 november werden verschillende ballons met duiven uit Parijs afgezonden. Van de 363 briefduiven die gedurende het beleg der hoofdstad ter beschikking van het gouvernement te Tours gesteld werden, brachten er slechts 73 depêches over, namelijk 9 in september, 21 in october, 24 in november, 13 in december, 3 in januari en 3 in februari. Verscheidene duiven maakten de reis twee-, drie-, vier- en vijfmaal. Eene was, toen zij voor de vierde maal als overbrengster van eene officieele depêche terugkeerde, met bloed bevlekt. Een kogel had haar getroffen, doch dit belette niet, dat zij, na herstel, weder per ballon vertrok, en voor de vijfde maal de reis maakte. In het geheel werden te Parijs tijdens het beleg 64 ballons opgelaten; allen namen duiven mede met uitzondering van de eerste; 2 ballons verongelukten in zee; 5 werden door de Duitschers genomen, nl. 3 in Frankrijk, 1 in Beieren en 1 in Pruisen; 6 werden door den wind naar België, 5 naar Nederland en 1 naar Noorwegen gedreven. De groote verbetering echter van den duivenpost gedurende de insluiting van Parijs is de invoering van de photographische depêches, welke deze snelle koeriers naar de hoofdstad brachten. Op een zeer dun blaadje papier werden tot 25.000 teekens geplaatst, zoodat 18 van deze blaadjes, door ééne duif gedragen, 50.000 depêches bevatten, en nog geen halve gram wogen. Door middel van een photo-electrisch microscoop van groote kracht, konden deze teekens met het bloote oog worden gelezen.
De Franschen zijn echter wel ondankbaar: zij spreken niet van den Antwerpenaar, die aan den duivenpost veel diensten bewees. In het Gedenkboek van den Oorlog in 1870-71 schreven wij: ‘Den 14 november zond de heer Steenackers, directeur der telegrafen, uit Tours niet minder dan 226 depêches, welke door de photographie op eene zoo kleine schaal gebracht werden, dat eene postduif dezelve overdroeg, en hier moeten wij eenen naam vermelden, die door de Franschen thans zooveel mogelijk wordt weggeschoven, omdat zij er niet toe kunnen besluiten te erkennen, dat een buitenlander hen, zoo niet eene uitvinding, dan toch eene ‘invoering’ bracht, van welke zij ruimschoots gebruik hebben gemaakt. Het was namelijk een Belg, een Antwerpenaar, in Parijs woonachtig, de heer Cassiers, welke de aandacht op die wijze van communicatie ('t was tijdens het beleg) inriep; hij kende deze van ouds in zijn vaderland, waar de ‘duivendrachten’ eene uitgebreide liefhebberij uitmaken. Zeker is het dat die Antwerpenaar, in dit geval, aanzienlijke diensten bewees; maar ook dat de erkentenis zich immer liet wachten.’
Er zijn altijd wonderlijke rekenmeesters geweest: van die rekenmeesters welke men niet gemakkelijk kan nacijferen, en die men zoo maar op hun woord zou moeten gelooven. Het volgende is hiervan een nieuw bewijs: ‘Volgens de nieuwste statistieke opgaven is het aantal talen op de aarde 3642, de dialecten niet daaronder begrepen. Het getal verschillende godsdiensten is 980. Jaarlijks sterven gemiddeld 33½ millioen menschen, of iedere seconde één. De gemiddelde ouderdom is 33 jaar. Een vierde deel der geborenen sterft vóór het zevende en de helft vóór het zeventiende jaar. Van de 100.000 menschen wordt er één 100 jaar; van de 500 één 90, van de honderd één 60 jaar. Geestelijken bereiken den hoogsten ouderdom, geneesheeren hebben den kortsten levensduur. Van de 28 mannen in Europa is er één soldaat.
Berlijn gaat met reuzenstappen naar de positie van wereldstad toe. Ofschoon zij nog verre van Londen is, dat 4 millioen inwoners telt, heeft de hoofdstad van Pruisen toch haar millioen bereikt. Zeer opmerkelijk is het voorzeker dat de bevolking van Berlijn zich gedurende de laatste 100 jaren tienvoudig heeft vermeerderd. De Nordd. Allg. Zeitung deelt te dezen opzichte de volgende cijfers mede: In 1675 had Berlijn een bevolking van 10.000 zielen; in 1775 was dit aantal geklommen tot 100.000 en in 1875 tot ruim 1.000.000.
Blijkens eene mededeeling der Nordd. Allg. Zeitung, bedroeg de schuld van Berlijn op 31 december 1873: 9.997.161 th.; thans is de schuld geklommen tot 29.715.644 th. Van dit bedrag zijn 8 millioen bestemd tot dekking der kosten van afvoerkanalen, welke door de gansche stad aangelegd worden, voor de uitbreiding der gasfabrieken en gasleidingen, benevens 9 millioen th. voor het aannemen der waterleiding. Volgens de gemaakte raming, zal deze schuld eerst in 1942 betaald zijn, maar dan zal er ook wel weêr andere gemaakt zijn.
De markies van Bute neemt de proef of het mogelijk is in Wallis wijn te produceeren. Hij heeft daarvoor 3000 wijnstokken doen planten op een zonnige helling op zijne goederen bij Cardiff. De World hoopt dat de wijn van den markies niet gelijken zal op de vin de Suresnes, waarvan men vertelt dat er drie personen noodig zijn om hem te drinken - een die het slachtoffer vasthoudt, terwijl de derde het den wijn in de keel giet.
De belgische zendelingen of missionarissen, welke ten noorden van den chineeschen muur, in Mandsjoerie, vier posten of bidplaatsen hebben opgericht, waar zij de bevolking aan akkerbouw gewennen en van 't gebruik van opium afhouden, hebben zich thans ook neêrgezet in het hart van Mongolië, aan den Boven-Koangho in het land der Ordos, nog slechts tweemalen door Europeanen bezocht (pater Huc en den russischen kapitein Prschevalsky). Die neêrzetting van deze verstandige, welwillende zendelingen is, behalve in andere opzichten, ook voor de ontdekking van 't nog zoo weinig bekende Centraal-Azië van groot gewicht, vooral wanneer de zendelingen, zooals zij bij den chineeschen muur plegen te doen, zullen voortgaan met het verleenen van alle ondersteuning aan europeesche reizigers.
Het Nieuwsblad van den Boekhandel vertelde onlangs de volgende curieuse geschiedenis:
‘Bret Harte werd nu 37 jaren geleden te Albany in den Staat New-York geboren. Zijne moeder moest later als weduwe zijne opvoeding bepalen tot die in de openbare school en al vroeg werd hij de wereld ingezonden. Na achtereenvolgens klerk, schoolmeester, goudzoeker en generaal-agent te zijn geweest, ging hij met zijn 18de jaar naar het graafschap Humboldt en kwam daar in aanraking met den uitgever van een blad, die hem al spoedig in dienst nam. Bret Harte werd nu letterzetter en was een in alle opzichten bruikbaar man in deze kleine zaak. Hij leerde wat hij noodig had te weten om vooruit te komen, zonder zich daarbij te storen aan de gebruiken en reglementen van de Typographische Vereeniging. Voor Bret Harte was er maar één stap noodig van drukker tot schrijver; wanneer hij lust had een artikel voor het blad te leveren, dan plaatste hij het er op zijn eigen houtje in en zette het artikel zoo maar uit zijn hoofd. Een dezer eerste voortbrengsels van zijn geest, een pennevrucht kan men het bij hem niet noemen, was getiteld: ‘Een drukker gevraagd.’ Het maakte een buitengewonen opgang en werd in bijkans alle bladen van Amerika overgedrukt. Nog is dit een geliefkoosd genre-stukje in de letterkundige wereld.
‘Toen dit door meerdere gevolgd werd, drong de uitgever bij Bret Harte aan, om zich uitsluitend te bepalen tot het schrijven voor het blad; doch een gril, of liever voorzichtigheid, deed den drukkersleerling bij zijn plan blijven en hij verklaarde uitdrukkelijk dat hij geene verandering in zijne werkzaamheden wilde maken, voordat hij in al de geheimen van het drukkersvak was ingewijd. Toen echter de uitgever voor zes weken uit de stad moest, werd hij overgehaald, om, zeer tegen zijn zin, de leiding van het blad op zich te nemen, maar hij bleef toch volhouden om zijn ‘editorials’ zelf zonder kopij te zetten. Na de terugkomst van den patroon nam hij zijn ontslag en begaf zich naar San-Francisco, waar hij bij de drukkerij van de Golden Era in dienst kwam. Maar vol dichterlijke denkbeelden begon hij ook hier zijne eigene oorspronkelijke artikels te ‘zetten,’ en toen de uitgever van de Golden Era ontdekte aan wien hij die opstellen te danken had, maakte deze een einde aan Bret Harte's loopbaan als letterzetter, door hem kortweg van de letterkas weg te nemen en naar de redactiekamer te zenden. Na dien tijd ondervond hij nog allerlei lotverwisselingen. Eerst werd hij ambtenaar bij de belastingen en later privaat-secretaris, correspondent van verschillende dagbladen en hoogleeraar in de letteren aan de Universiteit van Californië. Thans is hij een geliefd schrijver, en.... rijk.
Volgens een statistiekmaker - wie het wil narekenen, doe het - leven er te Parijs 65.000 personen van bedelen; hiervan zijn 14.000 mannen, 26.000 vrouwen, 12.000 jongens, 13.000 meisjes. Tusschen deze twee laatsten vindt men de verkoopers van lucifers, potlooden, pennen, knoppen, enz. Een deel daarvan heeft eene vaste standplaats, een ander deel zwerft rond. De laatsten, niet zelden vrouwen met kinderen, heet men arcasineurs; de ramastigueur