Waar is Rubens geboren?
Ziedaar eene vraag, welke op dezen oogenblik zeer sterk wordt aangeroerd, en die den Antwerpenaar, of neen, die den Zuid-Nederlander voorzeker nauw aan het hart ligt. Waarom zouden wij inderdaad aan den vreemdeling, de geboorte van een der grootste nederlandsche beroemdheden afstaan? Waarom instemmen met Keulen en Siegen, dat hij op duitschen grond het levenslicht zag, wanneer wij de bewijzen voor ons hebben, dat hij in Antwerpen zelf geboren werd?
Veel, wonderveel is er reeds over dit vraagpunt geschreven; doch dewijl onze lezers gewis den tijd niet hebben, om al die schriften te doorlezen, zullen wij hier eenige bijzonderheden omtrent die geboorte meêdeelen.
Van Hasselt of van Curingen als geboorteplaats van Rubens, zullen wij niet gewagen, ofschoon men kan aannemen dat de familie uit het limburgsche oorspronkelijk was, of een tak derzelve zich daar gevestigd had; doch de rechten van Antwerpen zijn, in zake van geboorte, formeel en het kan zelfs niet aangenomen worden, dat, Hasselt op den weg naar Keulen liggende, de moeder des grooten mans, daar dikwijls verbleef en alzoo eens het levenslicht aan Peter-Paulus schonk, op het gehucht Steevoort en in eene hoeve, Fikkenplas geheeten.
Evenzoo moet Keulen die eer afstaan, al heeft men deze daar ook door eenen steen willen bekrachtigen en vereeuwigen. De gouden letteren moeten worden uitgewischt, en het op schrift op het beeld te Antwerpen heeft er, sedert zijne oprichting, verkeerdelijk op gepronkt. Immers, dat opschrift zegt dat Rubens te Keulen geboren is.
Waarop grondde Keulen het recht van geboorte? Op eenen brief dien de schilder schreef aan Geldorp, in welken Rubens zegde dat hij een groote genegenheid had voor Keulen, omdat hij daar geboren was. De andere punten, waarop Keulen zich grondt, hebben zelfs den schijn van aanneemlijkheid niet, en de brief, die sedert zoolang de dwaling gaande hield, wordt eindelijk ook een grondslag van stuifzand.
In 1637 wilde zekere rijkaard te Keulen, Everard Jabach, de St. Pieterskerk met eene schilderij van Rubens verrijken; hij verzocht Geldorp, kunstschilder te Londen, de vraag voor het leveren van dit werk, aan Rubens te willen doen en deze laatste nam het voorstel aan, zeggende in zijn antwoord (franschen tekst), dat hij te Keulen geboren was en daar tot zijn tiende jaar gewoond had.
Het origineel van den brief van Rubens bevond zich in de kollektie-Steenecruys, te Antwerpen; de brief was in het vlaamsch en men vond er niets in van 't geen de fransche tekst vermeldde. De schilder zegt er in: ick ben gheaffectionneerdt tot de stadt van Ceulen, om dat ick aldaer ben opgevoedt tot het thienste jaer myns levens. Van geboorte dus geen spraak, evenmin als van andere bijzonderheden, waarop Keulen zich beroept.
Bij andere punten zullen wij niet vertoeven; zij worden weêrlegd in de brochure welke B. Dumortier in 1861 in 't licht gaf, onder den titel van Recherches sur le lieu de naissance de Pierre-Paul Rubens.
De geleerde Bakhuizen-van den Brink gaf, in 1853, een werk uit dat destijds veel opschudding maakte, namelijk het Huwelijk van Willem van Oranje met Anna van Saxen. In de archieven van het huis van Nassau werd zekere R.... aangeduid, als plichtig aan staatsverraad; doch de geheime stukken van gemeld huis in handen krijgende, bevond de geleerde dat die R.... niemand anders was dan Jan Rubens, en dat die persoon, naar Keulen geëmigreerd, zich plichtig had gemaakt aan schuldige betrekkingen met de prinses Anna van Saxen.
Uit dien hoofde was hij dan ook te Dillenburg gevangen gezet, ontsnapte slechts door de ijverige bemoeiingen van zijne deugdzame vrouw, Maria Pypelincx, aan den dood, werd te Siegen geïnterneerd onder waarborg van 6000 fl. en eindelijk in vrijheid gesteld den 15 mei 1578.
Jan Rubens verbleef met zijne vrouw en kinderen te Siegen, en Bakhuizen-van den Brink besluit hieruit, dat Peter-Paulus te Siegen het levenslicht zag. De gevolgtrekking was tamelijk logisch, en Keulen werd onttroond.
Jan Rubens woonde te Antwerpen en had vroeger, op zijne reizen naar Italië, waar hij zeven jaar verbleef, den titel erlangd van doctor in burgerlijk en canoniek recht. In Antwerpen teruggekeerd, huwde hij eene vrouw, schitterend door schoonheid, talent en adel van karakter, Maria Pypelincx; hij werd weldra schepene der stad.
De hervorming beroerde het land en vele katholieken, die òf niet bijzonder ijverig waren, òf geen uiterlijk vertoon van hunne godsdienstbelijdenis maakten, werden aangeklaagd. Jan Rubens, die ons nu juist als geen heel ijverig katholiek voorkomt, werd als verdacht aangezien, en vreezende onder de slagen der benijders en vijanden te vallen, vertrok hij naar Keulen. Het magistraat van Antwerpen leverde hem den 11 october 1568, een getuigschrift af, waarin zijn achtbaarheid bevestigd en zijne getrouwheid aan de katholieke Kerk verklaard werd.
Keulen was eene stad, waar destijds de katholieke godsdienst openlijk en zelfs met bescherming werd beleden, en aangezien de protestantsche woelgeesten talrijk in de naburige staten nestelden, had men tegen deze ook zeer strenge maatregels genomen. Te Keulen in de straat, mocht men niet roepen vivent les gueux; daar mocht men geen logement geven aan iemand die geen bewijs leverde van orthodoxie, en wie zijn kind niet voor zijn eigen pastoor ten doop bracht, verloor zijn burgerrecht.
Jan Rubens was dus, door zijn getuigschrift, volkomen beschermd; hij was noch banneling, noch protestant; slechts nadien zette hij die twee ‘woorden’ vooruit, om zich uit moeielijkheden met den prins van Oranje te redden, of beter gezegd, om zijn hoofd te kunnen behouden.
De duitsche schrijver Ennen heeft echter documenten ontdekt, welke bewijzen, dat Jan Rubens zich erg verdacht maakte, dewijl hij niet ter kerke verscheen, en ook meer dan eens scherp in den kijker van het magistraat liep. Telkens leverde hij echter het vereischte certificaat en beriep er zich op, toen men zijne hoedanigheid vroeg, zaakwaarnemer der prinses van Oranje te zijn.