De Belgische Illustratie. Jaargang 8
(1875-1876)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De– Auteursrechtvrij
[pagina 46]
| |
VIII.Zalig, die vervolging lijden om Vervolging lijden om het goede.....
Ja, dat is aller braven lot.
In 't Eden is de strijd begonnen
Van Satan tegen 't rijk van God.
Sinds duurt hij voort door alle tijden:
Al wie het goede wil, moet strijden
Ten zegepraal op 't helsche rot.
De Duivel zoekt den val van Adam,
Wijl deze God mint en ontziet;
En Kaïn doodt zijn broeder Abel,
Die aan den Heer reine offers biedt.
Zoo ziet men in 't vervolg der dagen
Den booze alom de deugd belagen,
Zooals het heden nog geschiedt.
Doch - zalig, die zoo onrecht lijden!
Aan hen behoort het Hemelrijk..
Gij, Jesus, leedt zoo heel uw leven;
Nooit was er smart aan de uw gelijk!
Ook schittren nooit roemvoller glansen,
Dan die uw godlijk hoofd omkransen
Ten Hemel in uw glorierijk.
Vervolging lijden om het goede,
Belasterd zijn om uwen Naam,
Dit was het lot van uwe Apostlen,
Van uw disciplen al te zaâm,
Het lot van elken waren christen,
Dien men ook nu, met alle listen,
Berooft van aanzien, eer en faam.
Ja, schandig, vuig en helsch laaghartig
Wordt thans uw priesterschaar bespot,
En daân, te snood zelfs om te noemen,
Schrijft men uw dienaars toe, mijn God!
Helaas! hebt Gij hen dan vergeten,
En laat Gij hen, in 't slijk gesmeten,
Maar hooploos zuchten in hun lot?...
O neen, uw arm is immer machtig,
En eeuwig duurt uw heilig woord:
‘Ik ben met u ten allen tijde,
En niets vermag de hellepoort!’
Dit woord, O Heer, zal ons versterken,
Tot Gij ons toont, door zichtbre werken,
Dat u alleen de macht behoort.
Schept moed dus, vrome priesterscharen!
Betrouwt in de Almacht van den Heer!
Uit martlaarsbloed zijn wij gesproten;
Uw bloed wekt nieuwe christnen weêr.
Schept moed, uw loon is groot hierboven;
Daar hoort men reeds Gods Almacht loven
Door hen, die stierven tot hare eer.
Schept moed en blijft getrouw in 't strijden:
Gij zijt het zout en 't licht der aard'.
Behoudt uw kracht, verspreidt uw luister,
Slechts dan zijt ge uwen Meester waard.
Laat overal uw deugden schijnen,
Wordt heil'ger door de zielepijnen,
Waarmeê u 't helsch gespan bezwaart.
Rijst op in al uw macht en grootheid;
Vertoont den waren christenmoed.
Wat ook de boosheid u moog smeden,
Vergeldt het kwaad alleen met goed!
De Kerk zal eenmaal zegepralen
En luistervollen roem behalen,
Hoezeer ook nu heur harte bloedt.
Zij was altoos het heil der volken,
De bron van wat beschaving heet,
Zij, die alom de wilde menschheid
Voor 't ware licht ontwaken deed.
In 't brandend Zuid en 't barre Noorden
Zingt thans de Kerk in vreugdakkoorden:
‘Lof Jesus, die ons nooit vergeet!’
Zoo klinkt Gods naam op gansch het aardrijk,
Zooals het Jesus heeft voorzegd.
Geeft dus geene acht op smaad en laster:
Gelijk de Meester, zoo de knecht!
De Meester leed, wij moeten lijden,
Maar immer met de waarheid strijden
Voor Godsdienst, Vaderland en Recht!
|
|