De keukenmeid. (Naar Gerard Dow.)
Meer dan eens waren wij in de gelegenheid een der meesterstukken van den nederlandschen schilder Dow te geven, doch nog nimmer een stukje waarin zich zijn tact en karakter zoozeer uitsprak. Uit zijne biographie, welke wij bij een van die gelegenheden gegeven hebben, zal men gezien hebben dat zijn eerste aanleg portret-schilderen was, doch dat hij dit weldra liet varen om zich geheel en al toe te wijden aan de kunst om het dagelijksch leven met zijn lief en leed weêr te geven en in dat genre van de schilderkunst zien wij hem dan ook zijn genie ten toon spreiden op zulk eene wijze, dat juist om die doeken van zijne hand hij de Gerard Dow is geworden, waaronder hij bij zijne nakomelingen bekend is. Het waren geen grootsche of aandoenlijke tooneelen die hij zich tot onderwerp koos, noch fantaseerde hij onmogelijkheden; zijne modellen, hij had ze dagelijks onder de oogen. Hij ging eene wandeling doen door zijne vaderstad Leijden en deed wat men noemt zijn oogen de kost geven. Hij keek eenvoudig af wat er in de winkels van Leijden gebeurde, hoe de pepervrouw hare balans om laat slaan door haar vinger voor het zwikje der balans te houden, hoe de fruitvrouw bij kaarslicht de doorschijnendheid van hare eieren onderzoekt en zelfs in het geheimzinnig laboratorium van den stadsgeneesheer en barbier drong hij door. Als hij eene keukenmeid met eene mand groenten van de markt ziet terug keeren, het niet uitgegeven geld in hare hand natellende, misschien om een berekening te kunnen maken hoeveel er van in haar tasch zal glijden want zij heeft zeer goedkoop gekocht - dat ziet de schilder aan haar gelaat - dan is een onderwerp gevonden; op de markt staat hij stil om de gelaatstrekken der onnoozele halzen te beschouwen, die rond een kwakzalver, die levenselixir verkoopt, staan te gapen. Zijn opmerkend oog ontmoet overal onderwerpen, allen komen hem toevallig voor en zeker heeft de keukenmeid, die op een zomerschen namiddag bezig was haar potten en pannen af te wasschen, niet geweten dat de schilder haar afloerde, voor zij zich zelve op het doek gezien heeft, doch het is niet zeker te zeggen of het ooit gebeurd is; de kronijken melden er ten minste niets van.