Curiositeiten.
Terwijl wij in een vorig nummer stilstonden bij eene zegenrijke uitvinding, geschikt om onze fortuin en ons leven te behouden, lezen wij in de wetenschappelijke boeken, dat zekere professor Abel, adviseur bij het engelsche departement van oorlog, een nieuw moordtuig heeft uitgevonden, namelijk de ‘waterbom.’ Deze laatste is eene bom of granaat, wier bus met eene lading kruit of schietkatoen, rondom met water is aangevuld. Een gewone granaat klieft in drie of vier brokken; zij kan dus maar drie of vier man ten hoogste naar de eeuwigheid helpen, maar de ‘waterbom’ slaat in oneindig veel stukken en kan dus een groot getal vijanden van kant brengen of, zooals men zegt, den eeredood geven! Bij dit alles, verzekert men, zijn de wonden van dien aard, dat de dokter ze niet of zeer moeielijk heelen kan. Hoerah voor de waterbom!
De Zuiderzee, in Nederland, die zich voor eeuwen gevormd heeft, zal worden drooggemaakt en onze noorderburen zullen eene provincie te meer tellen. De ijselijke overstroomingen, waaraan in den loop der eeuwen Nederland blootstond, deden aan dit gewest 581.333 hektaren grond verliezen: 150.000 hekt. aan de kust der Noordzee; in de Zuiderzee 385.000; in den Dollart 8.432; in den Biesbosch 42.574; in Zeeland 27.000 - te zamen 581.333 hekt. De indijkingen beloopen slechts 363.507 hekt., zoodat de zee nog altijd 217.825 hekt. grond van Nederland in bezit heeft.
Er is nu aanvankelijk spraak het zuidelijk deel der Zuiderzee droog te maken. Het plan is uitvoerbaar verklaard, doch ten koste van den Staat. De eerste werken zullen bestaan in het maken van eenen dijk, dwars door de zee, dat is van Kampen tot Enkhuizen. De lengte van dien dijk is 40 kilometers; zijne hoogte boven waterpas zal zijn 7 meters, met eene kruin van 5 meters, eene breedte van 3 meters en een uitwendigen damweg van 5 meters; de binnenste damweg zal voor trekweg en later voor het leggen van sporen dienen. Behalve dien dijk, die 53 millioen franken kosten zal, moeten er groote dokken en kanalen gemaakt worden, de eerste om het uitgehāalde water op te vangen, de andere om de scheepvaart gaande te houden.
Niet minder dan 195.000 hektaren oppervlakte zullen worden drooggemaakt; telt men van deze 19.000 hektaren af voor wegen, vaarten enz. dan blijven er 176.000 hektaren over, om tot den landbouw bestemd te worden. De aanwinst zou de tiende provincie van Nederland vormen en grooter zijn dan Zeeland en Utrecht. De kosten worden geschat op 180 millioen gulden. Ieder hektaar zal dus 1000 gulden kosten, doch in die landstreek is de hektaar 2173 gulden waard, zoo dat er meer dan de helft winst zijn zou. Men rekent dat het werk in 12 of 16 jaren zou volledig zijn. De diepte der Zuiderzee is zoo wat 4½ meter en er moeten 5850 millioen kubieke meters water weggemalen worden. De stoommachienen met eene globale paardenkracht van 9400 paarden, zullen 4500 kubieke meters per minuut ophalen; het eigenlijke droogmaken zal dus slechts twee jaar duren.
Grootsche onderneming! Is het niet prachtiger dergelijke werken te ondernemen, dan zich immer bezig te houden met dat moorddadig soldatenspel, hetwelk ons goed eischt in vredes-, ons goed en bloed eischt in oorlogstijd! Nederland, onder de regeering van Willem III, munt uit in groote werken: de brug over den Moerdijk is eene dezer; het leegmalen der Zuiderzee zal het eerstgenoemde werk nog overtreffen.
Semper Virens, een tijdschrift voor plantenkunde, deelt het volgende mee over het drogen van planten: ‘Meermalen is het gebeurd, dat vragen tot ons werden gericht, betreffende het drogen van planten. Gaarne geven wij, ten dienste van hen, die daarmede niet genoeg bekend zijn, de volgende wenken. Planten, bestemd om gedroogd te worden, moeten zooveel mogelijk bij droog weder gezocht worden. Niet-vleezige planten legt men eenvoudig tusschen bladen vloeiof zacht grauwpapier, waaraan zij haar vocht afgeven; tusschen de plantendeelen, die elkander raken, plaatst men strookjes papier. De bladen, waartusschen planten zijn gelegd, worden met losse bladen gedekt, opdat de vochtigheid van de eene plant niet tot de andere doordringe. Zulke lagen bezwaart men dan met een gewicht of men plaatst ze onder de pers. De drukking mag evenwel niet te sterk zijn, dewijl de plantendeelen in dit geval hun natuurlijk voorkomen verliezen en alzoo voor een later onderzoek niet geschikt zijn. Gedurende eenigen tijd ververscht men dagelijks het vloeipapier, waardoor de planten fraaier blijven, naarmate zij sneller drogen. Planten met zeer dikke, sappige stengels en bladeren worden tusschen vloeipapier gelegd en vervolgens met een warm strijkijzer gestreken, totdat zij haar sap grootendeels verloren hebben; dan plaatst men ze tusschen versche vellen vloeipapier en herhaalt die bewerking telkens na een half etmaal opnieuw, totdat zij alle vochtigheid hebben verloren. Zijn de planten droog, dan legt men ze tusschen beter papier.’