Elisabeth en Maria Stuart.
Schiller legt, in zijne tragedie, aan de wraakzuchtige Elisabeth de volgende woorden in den mond;
Nein, diese Furcht soll endigen!
Ihr Haupt soll fallen. Ich will Frieden haben!
Ja, hoe onplichtig ook, Maria Stuart moest vallen, moest uit den weg worden geruimd. Dat was door Elisabeth besloten, en zij huichelde somtijds slechts, om, zoo mogelijk, de schandvlek van haren naam te weeren en aan hare tijdgenooten en het nageslacht te doen gelooven, dat zij niet plichtig was aan den moord van hare ‘lieve zuster.’
Onze reeks artikels over die twee vorstinnen, in den tegenwoordigen jaargang verschenen, hebben overigens onzen lezers volledig ingelicht; zij deden zien hoe onplichtig het slachtoffer, hoe plichtig de vrouwelijke beul is geweest; en hoe Elisabeth zich moge verweerd hebben om het doodvonnis niet ten haren laste te doen vallen, wordt zij meer en meer om die afschuwelijke dood, door engelsche protestanten zelven, gebrandmerkt.
.....Ich will Frieden haben!
Deze woorden legt Schiller aan Elisabeth in den mond; doch de moord geeft geen vrede: wel integendeel. Het was de booze geest welke haar toefluisterde, dat zij dan eerst gelukkig zou zijn, wanneer de koningin van Schotland uit de baan geruimd was, en Elisabeth geloofde die influisteringen.
Toen echter eens de misdaad gepleegd was, rezen de spooksels der foltering voor die rampzalige koningin op, en hoe verder zij in jaren vorderde, hoe talrijker het heir der mishandelden, gemarteldèn, bestolenen en vermoordden werd, en indien men onze studie over die ‘moeder van het protestantism’ wil herlezen, zal men zien dat hare dood in haar paleis folterender en vernederender was, dan die van Maria Stuart op het schavot.
De beul in haar binnenste was ongenadiger dan die welke Maria Stuart het hoofd afsloeg, en het nageslacht neemt nu, meer en meer, de rol van den inwendigen beul over en nagelt, op zijne beurt, den naam der machtige dochter van Hendrik VIII en van Anna Boleyn, aan de schandpaal.