Nieuw-Ameliswaard.
Velen van ons verkeeren in het denkbeeld dat Nederland geen eigenlijk dichterlijke landschappen heeft, omdat wij zelden of nooit van de spoorwegen afwijken, in de groote steden terecht komen en in deze blijven ronddolen. Indien wij echter van de bebouwde centrums afwijken, ontmoeten wij meer dan een plekje, dat wij op het paneel zouden willen weêrgegeven zien.
Rijk in iets dergelijks is voorzeker de weg van Utrecht naar Wijkbij-Duurstede, en onder deze schoone en dichterlijke plekjes noemen wij eerst en vooral Nieuw-Ameliswaard, een tegenhanger van Oud-Ameliswaard.
Dicht bij Vechten ziet men op eenigen afstand van den grooten weg het aanzienlijk heerenhuis, ruim een eeuw geleden gebouwd; 't is een kolossaal gebouw, dat, ofschoon arm aan sieraden, zijn adellijke afkomst op het voorhoofd draagt.
Het is Oud-Ameliswaard, waar eens koning Lodewijk, broeder van Napoleon, verblijf hield.
Meer in de nabijheid der stad staat Nieuw-Ameliswaard. Het is veel schilderachtiger gelegen en schier geheel verscholen achter het bosch, door den markies de Saint-Simon aangelegd. De breede opening, dwars door dit bosch, biedt een heerlijk gezicht van den Koningsweg op het schoone terras en het heerenhuis, dat aan gene zijde van den Krommen Rijn gelegen is.
De sierlijke portierswoning, vlak aan den weg, voorbijgaande, ontplooien zich, halverwege de statige en schilderachtig gebogen laan, allengs de bekoorlijkheden van het eeuwenoude maar altijd jeugdige landgoed, 't Is een ware lusthof, die zich hier aan het oog voordoet, als het hoog geboomte zijne kruinen wiegt, als de vogels zingen in het struikgewas, met zijne eindelooze kleuren, en de bloemen van het sierlijk aangelegd terras hare geuren verspreiden.
Daar op den achtergrond ligt het heerenhuis, dat in de laatste jaren aanmerkelijk verfraaid is en, half verscholen in het groen, alle aanmatiging aan de bevalligheid heeft opgeofferd. Een breede brug, in grootschen stijl gebouwd, voert over den zilveren stroom, die zeker nergens zooveel aantrekkelijks heeft als op deze bekoorlijke plek.
Dat valt vooral in het oog, wanneer men op een zonnigen dag langs den Krommen Rijn wandelt en Ameliswaard nadert. De Rijn vliedt daar onder een gewelf van takken en blaêren heen; zijn water, waarin zich alles zoo helder en zuiver weêrkaatst, heeft ook geheel de kleur van