De groet bij verschillende volken.
Om bij de oudste volken te beginnen, richten wij ons naar het Oosten en wij vinden al in hun salem of shalum, vrede - de oorspronkelijke eenvoudigheid terug, die het kenmerk was der oostersche zeden. Vrede, zegt de Oosterling, en hij wenscht dengene, wien hij zijnen groet toeroept niet alleen den vrede naar het lichaam, maar ook den zielsvrede, en daarin spreekt zich zijn diep godsdienstig gevoel uit. Velen zien in dien groet het bewijs dat dit volk voortdurend oorlog voerde, en wijzen als voorbeeld daarvan op de onrustige Bedouïnen, bij wie deze groet nog in gebruik is.
Een dergelijken groet hebben wij echter meer dan eens gehoord, in onze jeugd en in de Noord-Brabantsche Kempen. Immers, onze vaders groett'en elkander met de woorden ‘geluk, vriend!’ een groet die zeker schooner en inniger was dan ons ‘goedendag’, hetwelk echter reeds veel godsdienstigs in zich bevat.
De komst van Mahomed bracht in het groeten niet veel verandering. Het eenige verschil dat men sedert opmerkte, was dat de groeten eene meer godsdienstige kleur kregen, waarin de leer van Mahomed omtrent het noodlot eene hoofdrol speelde. ‘Moge de morgenstond u gunstig wezen.’ - Misschien zult gij gelukkig zijn.’ - ‘Indien God wil, zijt gij wel.’ ‘Indien God wil, genieten alle leden van uw gezin eene goede gezondheid.’
Deze en meer dergelijke groeten geven zuiver het karakter weer van het volk dat zich onbevreesd op de vijandelijke gelederen werpt, in de vaste overtuiging dat indien zij niet bestemd zijn om door het zwaard te sterven, noch zwaard noch speer hun kan deeren. Over het algemeen vindt men in den groet van den Turk weinig bloemrijks en dichterlijks; de eenige spreekwijze, die zij bezitten, waarin een spoor daarvan is waar te nemen, is dan ook nog al merkwaardig. ‘Uwe bezoeken zijn even zeldzaam als de schoone dagen,’ zegt hij, en wellicht was dit spreekwoord reeds zeer oud toen Mahomed optrad.
Vooral kenmerkend is de groet van de bewoners der heete luchtstreken, want heel zeker zou het nooit in het hoofd van een bewoner der koude luchtstreken opkomen een groet als: ‘Moge uw schaduw nooit verminderen,’ zijnen landgenoot toe te roepen. Alleen in landen waar de mensch van zijne geboorte af tot aan zijn dood niets voor oogen heeft dan de gloeiend brandende zon, kan zulk een groet plaats vinden. Ook de groet der Egyptenaren is aan hunne luchtstreek ontleend en in het vaderland der verschillende koortsen zijn begroetingen als: ‘Hoe gaat het met de uitwaseming?’ - ‘Wasemt gij overvloedig uit?’ teenemaal op hunne plaats.
Het goeden dag der Chineezen getuigt dat zij lekkerbekken zijn, en hunne vragen: ‘Is uw maag goed in orde?’ - ‘Hebt gij uwe rijst al geëten?’ en meer andere spreken daar duidelijk voor.
Weinige groetenissen echter zijn zoo kenmerkend als de groet der Grieken: ‘Verheug U.’ Het is algemeen bekend dat de Grieken bij de minste gebeurtenis eene uitzinnige vreugde aan den dag legden. Wij hebben hier alleen het oog op de oude Grieken; de nieuwe Grieken toch hebben in hunne taal niets oorspronkelijks meer, en het is duidelijk dat hun groet: ‘Wat doet gij?’ zijn oorsprong niet aan dat land heeft ontleend, te meer nog daarom, dewijl het genoeg bekend is dat zij meer houden van praten dan van werken.
Ook de taal der oude Romeinen doet geheel het krijgszuchtig volk kennen, dat eens de wereld beheerschte: salve! vale! ‘Wees gezond, wees sterk!’ met die woorden wenschte men elkaar de kracht om de vermoeienissen van den oorlog goed te kunnen verdragen en het karakter van het volk kan in geen beteren zin weergeven worden.
Toen echter de verwijfdheid te Rome de bovenhand kreeg, geraakte ook het salve! vale! in ongebruik om plaats te maken voor meer zachtere uitdrukkingen. Quid agis, dulcissime rerum? ‘Hoe maakt gij het, zoetste aller voorwerpen?’ toont duidelijk het verval der oude, strenge zeden aan.
Hunne nazaten, de Italianen, algemeen bekend om hunne traagheid en vadsigheid, hebben in hunne groeten, om zoo te zeggen, hun geheel doen en laten afgeschilderd. Come sta: ‘Hoe is het? luidt hun groet en het dolce far niente spreekt er u in tegemoet. De rijke vruchtbare bodem, die bijna zonder dat hij bewerkt wordt, in zijne behoefte voorziet, maakt den Italiaan wiens wenschen niet hooger gaan dan voor het noodige, zoo loom, en in zijn come sta op zich zelf genomen, spreekt zich reeds eene traagheid uit.
Bij de onbewegelijk heid en luiheid van den Italiaan voegt de Spanjaard den trots van den Castiliaan. Het Vaya con Dios ‘Ga met God!’ geeft intusschen eene mengeling van eerbied te kennen en te gelijker tijd een denkbeeld van den geest, die er aan het hof der katholieke koningen heerschte. Ook het Moorsche element is duidelijk in het muchos anos, ‘moogt gij vele jaren leven!’ terug te vinden.
Tot zoover zijn wij over de verschillende volken welke wij reeds behandeld hebben, slechts snel heen gesprongen, daar voor ons nog een aantal spreekwijzen liggen welke wij zouden hebben kunnen aanhalen, om het karakter der bedoelde volken op de duidelijkste manier aan te toonen.
Wij hadden echter daarbij een doel en wel om een weinig langer stil te kunnen blijven staan bij een volk, welks karakter bij iedereen zooveel verwondering wekt, bij de Franschen.
Het karakter der Franschen, dit is genoeg bekend, is zoo beweeglijk als kwikzilver; een echte Franschman houdt zich met alle beuzelingen bezig; hij verstaat de kunst om met veel omhaal van woorden te spreken over onbeduidende dingen en strijkt over sommige zaken een oordeel, dat menige vlaamsche jongen verbaasd doet staan. Verder is hij vatbaar voor alle indrukken van welken aard ook, en zoo oppervlakkig kan een redenaar niet spreken, of hij wordt toegejuicht, wanneer zijne voordracht slechts sierlijk is. Wij wijzen hier alleen op den regel, er zijn natuurlijk loffelijke uitzonderingen.
Welke groet moet dit volk wel hebben, dat geheel zijn karakter weergeeft? Oogenschijnlijk is het zeer moeielijk dit uit te maken, en toch heeft het er een die dit alles in zich sluit. Comment vous portez-vous? zegt de Franschman, en die vier woorden bevatten den kern van het fransche karakter en de geheele geschie lenis des lands. Comment, in dit woordje zal iedereen lezen dat het hem slechts te doen is om den vorm en den schijn der zaken, zich volstrekt niet bekommerend om het wezenlijke. En dan dat vous portez-vous! Drie woorden zonder samenhang, zonder wezen, geheel uitwendig en oppervlakkig.
Doch juist daarom teekent het zeer sterk het levendige, vurige wezen dat met geestdrift het mourir pour la patrie aanheft; dat zoo